7° zou hebben gevonden, indien de 4 punten met behoud van hun onderlinge ligging anders gelegen waren t.o.v. het assensysteem. Deze vraag kan men eenvoudig oplossen door de punten op hun plaats te laten in het vlak en het assenstelsel te gaan draaien. Wij zullen thans nagaan hoe de richtings coëfficiënten a en b veranderen door de draaiing van het assenstelsel in positieve richting over den hoek \p. Duiden wij door accenten aan grootheden, die op het nieuwe assenstelsel betrekking hebben, dan volgt uit fig. 3: cos 0'cos (0 \p) a cos 1// b si n \p (7 sin (0 1L) pa sin \p b cos 1p (8) In de richting van de nieuwe Y as zou men gevonden hebben volgens (6) ap r s sin 0' b p 4/>40i2 [(a3' a2')2] of uitgedrukt in de oude richtingsgrootheden met behulp van (7) en (8): o Mv2= De afstand P A is S.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1929 | | pagina 70