98 EEN UITBREIDING VAN HET VRAAGSTUK VAN SNELLIUS. Wanneer men de ligging wenscht te bepalen van twee punten P en Q, die onderling zichtbaar zijn, terwijl men in punt P één bekend punt A, in punt Q twee bekende punten B en C kan zien (fig. i), dan zijn de drie te meten hoeken APQ, PQB en PQC alleen nog niet voldoende om de ligging der punten te be palen. Eén richting meer zal hiervoor voldoende zijn: een tweede richting b.v. in het punt P geeft het bekende vraagstuk van dubbele voorwaartsche snijding. Heeft men evenwel J\_ inplaats van een vierde p richting den afstand tusschen de punten P en Q gemeten, dan is ook daardoor het vraagstuk bepaald en op verschillende ma nieren op te lossen. J goniometrische verge- lijking - /'x a sin x -f- b cos x c. YYY Deze vergelijking geeft in het algemeen Fig. 1. meer dan één ant woord, er zal dus nog moeten worden onderzocht welke van de gevonden waarden voldoet. Dit onderzoek is in de bedoelde oplossing nagelaten, er is slechts één waarde als uitkomst gegeven. Toch leert een meetkundige beschouwing, dat het soms mogelijk is dat er twee waarden voldoen. Zijn in fig. 1 A, B en C de gegeven punten, P en Q de ge vraagde, dan geven de twee in Q gemeten hoeken het «hulppunt In het Z. f. V. 1902 bl. 460 vv. werd hier van een vrij omslach tige oplossing gegeven (Puller), die leidt tot l Y 1 ,---// het oplossen van de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1930 | | pagina 102