afstanden BM en CM uit de berekening van punt D (halve modulus van A B D C). We vinden dus op twee manieren de plaats van M een overeenkomstige berekening geeft de plaats van N. We vinden hieruit de gevraagde richting van de lijn DP door den hoek hiervan te berekenen met (M N), waarvan de i/2 d Een verdere uitbreiding van dit vraagstuk laat zich als volgt stellen. In drie punten van een figuur, waarvan de afmetingen bekend zijn (b.v. 3 hoekpunten van een driehoeksnet, waarvan de hoeken en een basis zijn gemeten, of wel 3 hoekpunten van een veelhoek waarvan de zijden en brekingshoeken zijn gemeten) wordt telkens één richting bepaald naar een in ligging bekend punt, gevaaagd hieruit de ligging van de figuur te bepalen. De oplossing van dit geval loopt geheel parallel met de vorige. In fig. 4 zijn gemeten de hoeken x, (3 en y in de punten P, Q en R. De verlengde richtingen CR en B C snijden elkaar in S. Uit de afmetingen van A P Q R en de gemeten hoeken laten zich gemakkelijk berekenen de hoeken S! en S2 en de afstand SP, waarmee we de oplossing hebben teruggebracht tot die van fig. 3. Als toepassing volgt hier de berekening van de ligging van een veelhoek, waarvan in 3 hoekpunten richtingen zijn gemeten naar bekende punten. Deze punten worden verschillend ver- IOO Fig- 3-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1930 | | pagina 104