io5
Uit de vergelijkingen (3) berekent men gemakkelijk OX2= [xïx;];
hiervoor vindt men de waarde van Q in de uitdrukking (2).
In figuur 1 is het geval geteekend van bv. 3 grootheden,
waartusschen 1 betrekking bestaat (n. m is 2, dusRn_miseen
plat vlak).
Figuur 2 geeft het geval weer van bv. 3 grootheden met
2 betrekkingen (n m is 1, dus Rn-m is een rechte).
Deze beschouwingen brengen geen nieuws voor de theorie.
De bovenstaande resultaten geven echter klaarheid in de dikwijls
ingewikkelde problemen en kunnen tot het juiste inzicht daarvan
bijdragen.
Zoo ziet men b.v. aan de figuren onmiddellijk, dat het bestaan
van betrekkingen tusschen de gemeten grootheden, de middelbare