fout in een functie van deze grootheden als het ware verkleint. De mate, waarin deze verkleining plaats vindt, is afhankelijk van de stand van de vector f,,...ln; ten opzichte van de Rn_m. De toestand wordt gunstiger naarmate de hoek O van de A O L X (fig. i en 2) grooter wordt. Als deze hoek go° is, is de lengte van de lijn OX nul. Deze omstandigheid doet zich voor, indien men b.v. zou vragen naar de middelbare fout in de som van de hoeken van een driehoek, wanneer de driehoeken gemeten waren. Men kan gemakkelijk nagaan, dat in dit geval de lijn O L loodrecht op het vlak staat Indien de hoek O in A O L X (fig. 1 en 2) nul zou worden; is de werking van de voorwaarde nihil. De coëfficiënten van de grootheden L in (2) zijn in dit geval dan ook nul. Ook kan men aan de hand van de boven geschetste meet kundige beschouwing eenvoudig inzien, wat er zal gebeuren als men trapsgewijze gaat vereffenen; d. w. z. indien men na elkaar de voorwaardenvergelijkingen sluitend maakt, zooals b.v. geschiedt bij de benaderde vereffeningsmethode van een driehoeksnet. Onderstellen wij drie gemeten grootheden, waartusschen twee betrekkingen bestaan, in de gebruikelijke notatie dus: (fig- O- ioó

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1930 | | pagina 110