behoeft dan slechts te zorgen dat de coördinaten van xp en P gelijk worden aan de coördinaten van het te bepalen punt. Men heeft dus uit: ti t2 a cp te lossen de verhouding s tj t2. Men vindt: s t] t2 (4 x2 -|- 4 y2 a2)a (a 2 x) a (a j- 2 x). Door de verhouding van de gewichten aldus te kiezen is het punt met coördinaten x en y geworden een punt waar de fouten- figuur een cirkel is. Noemt men in A P0 B C de hoeken resp. P0, B en C, dan leest een eenvoudige berekening, dat: cot P0 cot B cot C (2 x2 -f 2 y2 a2)a (a 2 x)a (a -)- 2 x). De verhoudingen van de gewichten worden daardoor: s tj t2 2 cot P0 cot B cot C. Om aan de buitenrichtingen uit B en C in de berekening de gewichten tj en t2 te kunnen toekennen, moeten de richtingsmetingen in ieder dezer punten zijn verricht met gewichten 2 t, en 2 t2. Meet men dus in de drie punten B, C en P0 de richtingen (of de hoeken) met gewichten evenredig aan de cotangenten van de hoeken van den driehoek door deze drie punten gevormd, dan is de foutenfiguur van P0 een cirkel. Is een van de hoeken recht, dan is de cotangens ervan o, deze hoek behoeft dus in dat geval in het geheel niet te worden gemeten. Is een der hoeken stomp, dan wordt de betrokken cotangens negatief, omdat een negatief gewicht geen beteekenis heeft, kan in zoo'n geval van de foutenfiguur geen cirkel gemaakt worden. Daar in de stelling omtrent de gewichten geen onderscheid wordt gemaakt tusschen de gegeven punten en het gevraagde punt, kan deze stelling nog iets algemeener worden geformuleerd. Bepaalt men in een niet stomphoekige driehoek de hoeken met gewichten evenredig aan hunne cotangenten, dan zal, als men de ligging van één der hoekpunten berekent t.o. v. de beide anderen, de foutenfiguur van dit punt een cirkel zijn. J. M. Tienstra. i3 X tl t2 2 en 2 (S t, -f- S t2 -f- 2 tj t2) a tl T~ t2 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1930 | | pagina 17