i8o
b. Notulen der vorige vergadering,
De heer Smit wijst er op dat de notulen zeer kort zijn gemaakt en
verzoekt rectificatie van het verslag op blz. 188. (afl. 5 jaargang 1929).
Hij heeft niet gezegd wat aldaar is genotuleerd, omdat hij tijdens die
bespreking niet aanwezig was.
De heer J. H. Pieters verzoekt verbetering van blz. 191 waar vermeld
wordt, dat hij voor eene centrale opleiding van teekenaars is. Hij wenscht
juist geen centrale opleiding.
Met deze wijzigingen worden ze, onder dankbetuiging van den Voor
zitter aan den samensteller, gearresteerd.
c. Verslag ingevolge art. 17a der statuten.
De heer Fortuin vraagt welke dringende motieven het Bestuur gehad
heeft om het rapport veldassistenten ook aan de buitengewone leden toe
te zenden, en of het bestuur ook contact gezocht heeft met de commissie
Jansma.
De eerste vraag zal de Voorzitter het liefst beantwoorden bij de be
handeling van het rapport. Op de tweede vraag deelt de Voorzitter mede,
dat geen contact gezocht is. De commissie Jansma wilde door eigen studie
zich een oordeel vormen over het Kadaster, maar dit standpunt kon zij
niet handhaven, zij heeft daarna voorlichting ontvangen eerst van den
heer Kwisthout en den heer de Vroome, later van alle Ingenieurs-Verificateur.
Tevens zijn eenige teekenaars door de commissie gehoord. Het Bestuur
was van deze besprekingen wel op de hoogte en vond den gang van
zaken niet verontrustend.
De heer Smit is over het Bestuur niet tevreden. Niets geeft weerklank
van hetgeen in de leden omgaat, geen artikel is gepubliceerd waarin de
gang van zaken wordt uiteengezet. Geen voldoende contact met de leden
is er gezocht, waardoor wel wrijving is ontstaan en verkeerde indrukken
zijn gewekt. Wat denkt het Bestuur in de toekomst te doen, b.v. in ver
band met het waarschijnlijk a.s. ontslag van een Ingenieur-Verificateur
op 1 Jan. 1931in welke functie misschien niet zal worden voorzien.
Daar dit punt ook niet op deze agenda voorkomt, zal het Bestuur geen
steun vinden in een besluit van de algemeene vergadering. Hij wijst
verder op de uitbreiding van de werkzaamheden van den I. V. te Am
sterdam wegens den Bijhoudingsdienst van de Rijksdriehoeksmeting en
op eene splitsing van de werkzaamheden in de divisie Utrecht. Heeft
het Bestuur ook getracht op deze beslissingen invloed uit te oefenen?
Ook zal de Ing. Ver. van de Domeinen waarschijnlijk 1 Jan. 1931 den
dienst gaan verlaten. Zal het Bestuur in dezen ook adviseeren? De
ideëele en materieele belangen van de landmeters zijn gemoeid bij het
rapport van de Commissie-Jansma, hetgeen een reden was om contact te