181
zoeken en om de commissie deskundig voor te lichten. Het bestuur had
meer moeten publiceeren en meer contact met de leden moeten zoeken.
De Voorzitter vindt, dat men het niet zoeken van contact met de
comm. Jansma niet zoo zwaar moet laten wegen. Met geen enkele ver-
eeniging als zoodanig heeft de commissie overleg gepieegd. Wij waren
wel op de hoogte van het werk van de commissie, en vrees voor een
voor ons dienstvak nadeeligen uitslag behoefde tegen het einde van haar
taak niet te bestaan. Het was bovendien aan het Bestuur bekend, dat
men aan het Departement eigen inzichten betreffende het Kadaster had.
Het Bestuur heeft de groote lijnen van een organisatie van ons dienstvak
en van de wenschen der landmeters voor oogen en zal die organisatie
en dre wenschen trachten ingevoerd te krijgen, maar het invoeren van
veranderingen gaat langzaam. Het aantal hoofdambtenaren in ons dienstvak
houdt verband met het streven naar grootere zelfstandigheid voor den
landmeter; de hiervoor ontworpen voorstellen moeten bezadigd en goed
gefundeerd zijn. Het aanzien der vereeniging zou verminderen als met
ondoordachte plannen werd geageerd.
Het Bestuur denkt in deze dan ook rustig zijn gang te gaan, zoo mo
gelijk in samenwerking met de Vereeniging van Hoofdambtenaren. Het
liefst zouden we met unanieme voorstellen bij het Departement komen.
Het aantal Ing. Ver. is vooral bij samenwerking een teer punt. Als af
zonderlijk onderdeel bij de a.s. Ing. Ver. vacature denkt het Bestuur dit
niet ter sprake te brengen, maar bij het bepalen van het aantal en de
grootte der districten komt deze zaak aan de orde. Onder verwijzing naar
de punten g en h der agenda wijst de Voorzitter het aan het Bestuur
gerichte verwijt van den heer Smit af.
De heer Smit zegt, dat eerst in 't laatst bekend werd hoe het rapport
Jansma zou uitvallen en dat we ook niet weten hoe het rapport aan het
Departement wordt gewaardeerd. Nogmaals vraagt hij waarom de ver
schillende belangrijke zaken niet op de agenda voorkomen; de alg. ver
gadering zal toch niet ondoordachte besluiten nemen.
Volgens den Voorzitter is er bij de bespreking van punt h der agenda
alle gelegenheid om over de organisatie zijne meening te uiten en am
het oordeel van de vergadering gewaar te worden, naar welk oordeel het
Bestuur zal handelen.
De heer Tienslra betoogt dat er te weinig contact is tusschen de leden
en het Bestuur, waardoor misverstand en spanning zal ontstaan. Hij ver
zoekt om meer contact, waardoor ook een behoorlijk werken in de af-
deelingen wordt bevorderd.
De Voorzitter ziet in de mededeelingen in het Huish. Orgaan en in
de afzonderlijke mededeelingen, van welke er in den laatsten tijd bij her
haling zijn gedaan, toch blijken van contact tusschen Bestuur en leden.