185 stuk werk, maar maakte bezwaar tegen het onorganisatorisch handelen van het Bestuur, terwijl eenige afdeelingen zich met den inhoud konden vereenigen. Het Bestuur blijft van meening, dat het zijn plicht gedaan heeft, door aldus te handelen; het blijft van meening dat we niet absoluut tegen veldassistenten mogen zijn, en hen althans een kans moeten geven, niet tegenstaande er vele gevaren aan verbonden zijn, vooral ook wijl voor den landmeter aan een breede wetenschappelijke opleiding wordt vast gehouden, is 't een eisch van economie, om werk, dat zonder schade door lagere krachten kan worden verricht, aan deze over te laten. We mogen het instituut-veldassistenten echter niet beschouwen los van de organisatie. Noodig is dat K. en L. zijn houding t. a. v. veldassistenten vaststelt. Na deze inleiding wenscht de Voorzitter het rapport aan eene bespreking te onderwerpen, en wel ten eerste den inhoud en ten tweede de vraag wat er mee gedaan moet worden. De heer Wolters wenscht slechts ééne bespreking en wel in het algemeene gedeelte van de vergadering, waarmede de vergadering niet accoord gaat. De heer J. H. Jonas is door lezing van het rapport niet van meening veranderd; hij blijft invoering van v. a. funest vinden; ook uit een econo misch oogpunt wenscht hij ze niet. Hij heeft een overzicht gemaakt van de laatste vijf jaren van de verhouding tusschen kantoor- en velddagen bij de kadastrale werkzaamheden. Hij komt tot het resultaat, dat bij Part. Werk één velddag op het kantoor drie dagen werk geeft (landmeter en teekenaar)bij gew. dienst is deze verhouding i velddag, 5 kantoordagen. Bij de ontwikkeling van eenige bladen van Groningen is de verhouding ook 1 op 5. Bij invoering van v. a. verkrijgt men meer meetwerk maar ook meer afwerking op het kantoor. Bij eventueele invoering van v. a. zal dus een vooruitgang van het terreinwerk ontstaan, maar een achteruitgang van de kantoorwerkzaamheden. Hiermede schieten we dus niet op om achter stand in te halen. Hij wenscht dan ook eene sterke uitbreiding van het aantal teekenaars. Hij acht veldassistenten een gevaar voor onze positie en ook verwacht hij eene beperking in het aantal jongelui, dat in Wageningen wordt opgeleid. Eenvoudig werk zal er voor den landmeter blijven, maar bij welken tak van dienst is dit niet het geval. De achterstand, die er thans is, wordt veroorzaakt door gebrek aan kantoor personeel. De Voorzitter zegt dat het rapport geen invoering van v. a. bepleit, maar alleen het nemen van een proef. Eventueele invoering zou niet alleen dienen om achterstand op te ruimen maar vooral om uitbreiding aan de noodzakelijke hermetingen te geven.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1930 | | pagina 189