x87
voren worden gebracht. We moeten trachten de voordeelen te behouden
en de nadeelen zoo klein mogelijk te maken, hetgeen kan geschieden
door eene goede organisatie, waaronder hij verstaat vaststelling en vast
legging van de districten, waarin de landmeter eene zelfstandige positie
bekleedt met een teekenaar en een veldassistent onder zich. Deze toe
voeging moet niet aan het oordeel van den Ing. Ver. worden overgelaten.
Het aantal ing. Ver. kan dan ook worden ingekrompen.
Hij hoopt, dat het bestuur nog een vorm zal vinden, waarin aan deze
voorwaarden zal worden voldaan.
De heer Roe loef s heeft met genoegen het rapport gelezen en de
de sprekers gehoord. Hij vindt het niet juist, dat er voor- en tegen
standers zijn. Wij moeten de mogelijkheid voor v. a. openen, maar we
moeten er geen systeem van maken.
De Voorzitter constateert met genoegen, dat het rapport nogal waar
deering heeft gevonden. Hij merkt op, dat de heer Tienstra de zaak
bekijkt als landmeter in Amsterdam, waar goede meetarbeiders zijn, dit
is niet overal het geval, vaak is er veel wisseling onder deze arbeiders.
De juridische kant van ons vak mogen we niet verdoezelen, al voeren
we thans geen actie voor positieve bewijskracht ten aanzien der grenzen.
In ons land is het negatieve stelsel gegroeid, maar het economisch
verkeer eischt tegenwoordig vlot en positief uitsluitsel omtrent de lig
ging der grenzen. De juridische kant behoeven we thans niet naar
voren te schuiven, maar we mogen dezen toch ook niet onderschatten.
In Duitschland heeft men een betere opleiding voor den landmeter
gekregen mede juist in verband met het feit dat hij de eigendomsgrenzen
vastlegt.
De Voorzitter is door het betoog van den heer Tienstra niet over
tuigd, dat veldassistenten in het geheele land mogelijk zijn, wel echter
bij hermetingen.
Hij constateert met genoegen dat de heer Smit blijk gaf bezadigder
op dit punt te zijn dan hij verleden jaar was. Deze vroeg naar verschil
lende gegevens, maar hij moet niet uit het oog verliezen, dat de bedoeling
van het rapport mede was een opvoedend epistel te zijn voor minder-
ingewijden; hierom moest het niet te lang en niet te uitvoerig zijn. De
voorzitter is het met den heer Smit eens, dat er verband gelegd moet
worden tusschen het instituut v. a. en onze organisatie en dat de v. a.
absoluut onder den landmeter moet staan.
De heer Tienstra zegt, dat hij verdacht wordt eenzijdig te zijn ge
weest; dit acht hij niet juist; algemeene regelen zijn niet te stellen, er
zijn omstandigheden waaronder de v. a. meer kan doen, dan in het
rapport is uitgedrukt. Er bestaat geen principieel verschil tusschen eene
hermeting en eene uitgebreide gew. dienstmeting. Volgens den Voorzitter