een verdeeling op invar zou worden gebruikt, waren juist met
het bepalen van de vermenigvuldigingsconstante beëindigd, toen
het artikel «Eenige opmerkingen over Dubbelbeeld-Afstands
meting» van de hand van Prof. Schermerhorn in dit tijdschrift
verscheen, waarin de schrijver mededeelt, dat de resultaten, welke
door hem gedeeltelijk in de praktijk en gedeeltelijk bij opzettelijk
onderzoek verkregen werden, niet in elk opzicht voor deze
methode gunstig bleken te zijn.
Van deze mededeeling nam ik met eenige verwondering kennis,
want, wanneer ik van de resultaten bij polygoneeringen tot een
totale lengte van 40 K.rn. die van één enkele veelhoeksmeting,
gemeten met houten baak onder abnormaal hooge temperatuur
en zeer ongunstige terreinomstandigheden uitsluit, dan zijn mijn
ervaringen, die tot bovengenoemde conclusie leidden in stellige
tegenspraak met die van Prof. Schermerhorn. Wel is in zijn
publicatie nog geen definitief oordeel over de methode uitge
sproken, en wordt er op gewezen, dat deze publicatie mede moet
dienen om tot nader onderzoek en mededeeling van opgedane
ervaringen op te wekken.
Aan dezen oproep geef ik gaarne gevolg, daar de meting
«Doorwerth» dezen zomer uitgevoerd, mij de gelegenheid biedt
de resultaten te Delft en hier verkregen te vergelijken, een ver
gelijking, welke te meer beteekenis heeft, omdat, wat theodoliet
en baak betreft, de uitrustingen der meetploegen volkomen gelijk
waardig zijn te noemen.
Er bestaat voor de instrumenten alleen verschil in de wijzen,
waarop de baken zijn opgesteld.
Voorts zijn de metingen te Velzen in het vroege voorjaar van
1930 uitgevoerd door een ingenieur van het Geodetisch Bureau
onder, voor zoover dit mogelijk was, aflezen van alle drie de
groepen van vijf strepen en heen en weer meten van de polygoon
zijden. Bij de meting «Doorwerth» in de warme dagen van
Juni 1930 verricht, maten studenten van den Landmeterscursus
voor het complex veelhoeken van ongeveer 14 K.m. totale lengte
alle hoeken. Bij elk der afstandsmetingen deed één der studenten
eerst de aflezingen aan de vijf strepen van groep I, terwijl daarna
door mij de aflezingen aan groep II werden gedaan. Was de
afstand te kort, dan werden de tweemaal vijf aflezingen in dezelfde
volgorde aan groep III uitgevoerd. Wanneer tijdens deze meting
2o6