NOGMAALS: DE GEMEENE SCHEIDSMUUR. Naar aanleiding van het onderschrift van den redacteur, den heer Heines, in dit Tijdschrift jaargang XLV, blz. 219, komen mij de navolgende opmerkingen niet overbodig voor. De geachte redacteur deelt geheel mijne meening, waar hij aan het slot zijner beschouwingen op bladzijde 221 te kennen geeft, «dat de bedoeling der Staatscommissie was: wijziging der grenslijn tusschen twee eigendommen behoort niet te werken tegen derden, zoolang daaraan geen openbaarheid is gegeven.» Maar juist daarom had naar mijne meening ten aanzien van het geval geregeld in art. 687 B. W. door genoemde Commissie eene voorziening moeten zijn getroffen, passende in het door haar aangenomen systeem. Door genoemd artikel ongewijzigd te laten, zal het onverzwakt blijven gelden, ondanks het aangenomen systeem der Commissie. Door een eventueele wet op de grensregeling wordt toch aan art. 687 B. W. de werking niet ontnomen. Belanghebbenden kunnen dan in het beschreven geval wel den weg bewandelen van opmaking van een proces-verbaal van grens wijziging; indien zij dat echter niet doen, maar den weg van art. 687 B. W. volgen, zal de eigendomsgrens zich wijzigen, ondanks de wet op de grensregeling. De door mij besproken opvatting van art. 687 B. W. is niet uitsluitend de meening der doctrine, maar wordt ook in de recht spraak aangenomen. De Staatscommissie had dan toch wel eens van hare, van doctrine en rechtspraak afwijkende meening, zooals de heer Heines veronderstelt, melding mogen maken. Ten aanzien van het begrip «mandeelig», merk ik op, de meening van den heer Heines niet te deelen, waar hij dit begrip om schrijft als: «ongescheiden voor de helft aan ieder eigenaar af zonderlijk.» Naar aanleiding van deze definitie merkt de hoog leeraar Mr. N. K. F. Land in zijn Rechten op zaken, naar het Ontwerp Tweede Boek B. W. van de Staatscommissie van 22 Au gustus 1887, n°. 24, blz. 125 noot 2) op: ««De Fransche juristen denkende o. a. aan de bevoegdheid om balken enz. aan te brengen tot op de helft der dikte, denken veelal aan eigendom tot op die helft. Daarbij hechten zij aan een afleiding van het «mitoyen», die in hare naïveteit herinnert aan sommige Romeinsche derivaties, n.l. van moi, toi, d.i. de muur is voor een deel van mij, en voor i8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1930 | | pagina 22