staande uitdrukking overgaat in een eenvoudiger vorm, doch tevens minder algemeen wordt. Rietsema, Alferink en Doekes vinden onmiddellijk de be trekking door op de om P liggende driehoeken toe te passen de eigenschap, dat het product van de sinussen der links gelegen basishoeken gelijk is aan dat der rechts gelegen basishoeken. Gorter doet hetzelfde voor het hoekpunt C. Alferink leidt uit deze sinusformule de betrekking i) af. Alferink lost het vraagstuk van Snellius op, door eerst in een figuur een benaderde waarde voor de oriënteering uit te passen. Na de sluitfout in de sinusvoorwaarde te hebben be rekend, wordt door middel van de aangroeiïngen van de log sin uit de tafel een verbetering voor de oriënteering afgeleid. Hierna wordt opnieuw de sluitfout berekend, waarna een tweede ver betering wordt gevonden. Uit een voorbeeld bleek dat deze tweede correctie reeds de oriënteering scherp genoeg bepaalde. Deze oplossing is zeer interessant. De andere inzenders hebben de gevonden betrekking benut om de onbekende oriënteering van de richtingen pu £2 en £3 te berekenen. Doekes vindt deze in een fraaie vorm: sin A sin B sin C sin D sin E sin F tg*.—t5=rwaarin: cos A cos B cos C cos D cos E cos F x de onbekende oriënteering, en A <£2D X2 £1 B X2 £3E X3 £2 C 0C3 £1 F oc\ £3 (£i> £2 en £3 zijn de richtingen, zooals ze gemeten zijn). Gorter vindt: xsin £2 sin (x2 pi) sin (x3 xi) sin cp, sin xx £2) sin (X2 x3) cos£2 sin \X2 £1) sin x3 xi) -j- cos £1 sin x3 £2) sin 0.2 oc3) (De richting p3 is o genomen, zoodat en £2 voorstellen de hoeken van PA en PB met PC.) Rietsema leidt af de formule: tg PA (xb x:i) cot ff (xf. x;l) cot y yi3 -)- ye (yb ya) C0t ƒ3 - (yc ya) cot r -f xb xc (ƒ3 £2 pi', <y £3 £1) 231

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1930 | | pagina 235