EEN RECHTERLIJK VONNIS BETREFFENDE SNIJDINGEN TUSSCHEN BELENDENDE GEBOUWEN. In haar vonnis van n April 1906 nam de Arrondissements Rechtbank te Amsterdam, blijkens hare overwegingen aan: Waar geen aanleiding bestaat om iets anders aan te nemen, wettigt het bestaan van een snijding tusschen belendende ge bouwen het vermoeden, dat zij gemeen is. Tot het aannemen van dergelijke vermoedens bestaan dezelfde redenen als bij muren, slooten en heggen, ten aanzien waarvan het in de wet is uitgesproken. Niet alleen in de door de wet genoemde gevallen, doch ook waar het niet is uitgesloten, is de rechter, krachtens eigen inzicht, gerechtigd het bestaan van dergelijke vermoedens aan te nemen. Uit de in deze door den gedaagde gestelde feiten, volgt niet een bij hem bestaand uitsluitend bezit der snijding. Voor hen, die het vonnis, dat ik nog nooit aangehaald vond, nader willen leeren kennen, diene, dat het voorkomt in het Week blad van het Recht N°. 8507. Van genoemd Weekblad zijn af zonderlijke nummers verkrijgbaar bij den Boekhandel v.h. Gebr. Belinfante, Kneuterdijk 3 's-Gravenhage, a f 0.30 per nummer. J. J. W. V. W. EXAMEN VOOR LANDMETER VAN HET KADASTER IN 1929. De candidaten kregen als veldwerkzaamheden i°. het zelfstandig opmeten van een terrein, met behulp van veelhoeksmeting, waarbij enkele driehoekspunten nabij den omtrek waren gegeven 2°. het verdeelen van een perceel van onregelmatigen vorm naar verschillende voorwaarden 3°. het opstellen varf een theodoliet en het meten van richtingen. Verder werd hunne bekwaamheid beoordeeld naar schriftelijk ■werk, dat bestond in i°. het opmaken van raetingsstukken 2°. het berekenen van coördinaten, enz. met behulp van de formulieren, voorkomende in de H. T. W. 3°. het kaarteeren van een meting met behulp van de coördinaten 20

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1930 | | pagina 24