32 van Antwoord feitelijk toe. Bij een verplaatsing, die niet door het be- jang van den dienst vereischt wordt, doch op verzoek geschiedt, wordt de voorwaarde gesteld, dat de ambte naren geen aanspraak op tegemoet komingwegens verplaatsingen mogen maken. De Minister zegt, dat hij deze gedragslijn niet onbillijk kan achten. Naar mijn meening is die ge dragslijn wel onbillijk. Zij zou tot op zekere hoogte te verdedigen zijn, wanneer zoo'n verzoek om verplaat sing uitsluitend gedaan werd, omdat de ambtenaar de gevraagde stand plaats een genoeglijker oord vond dan zijn tegenwoordige en de ver plaatsing alleen beteekende, dat men dien ambtenaar een plezier wilde doen. Maar zoo'n verplaatsing kan voor een ambtenaar ook van belang zijn, omdat de gevraagde standplaats hem meer gelegenheid tot studie of meer kans op promotie biedt of bijv. om gezondheidsredenen voor zijn gezin gewenscht is. Dat de mogelijkheid van een dergelijke verplaatsing practisch 'alleen open staat voor een ambtenaar, die zelf wat geld heeft of die met een be middelde jongedochter getrouwd is, lijkt me volstrekt niet billijk. De Minister zal, als hij deze zaak nog eens overdenkt, tot de conclusie moeten komen, dat de gedragslijn, die hem niet onbillijk scheen, tot groote onbillijkheden leidt. plaatsing op verzoek zelf de kosten moet betalen, maar niet vergeten behoort te worden, dat, indien men dien eisch niet stelde, de verzoeken om verplaatsing nog in groote mate zouden toenemen. Ook bedenke men, dat bij iedere verplaatsing, welke tevens in het belang van den dienst geschiedt, ook al is daarbij door den ambtenaar blijk gegeven van eigen voorkeur, het Rijk ook de verhuiskosten vergoedt. Maar het spreekt vanzelf, dat wanneer geenerlei dienstbelang de verplaat sing eischt en deze zuiver op eigen verzoek geschiedt, men zelf de kosten moet betalen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1930 | | pagina 36