34
UIT DE PERS.
Uit het Alg. Handelsblad van 15 Jan. 1930:
V ERPLAATSINGSKOSTEN.
Ambtenaren onder het Departement van Financiën.
Een Kon. Besl. van 28 Juni 1923, «Stbl.» n°. 306, regelt de
vergoeding van verplaatsingskosten voor de «vaste burgerlijke
en militaire landsdienaren». Deze vergoeding, in het K.B. tege
moetkoming genoemd, bestaat uit twee factorena. een bedrag
voor de kosten der reis en voor de kosten van overbrenging van
den inboedel en b. een vaste vergoeding voor alle andere onkosen,
uit de verhuizing voortvloeiende. Deze vaste vergoeding beloopt
5 °/o van de jaarwedde genoten in de verlaten standplaats.
Tot voor korten tijd verbood het K. B. de toekenning der vaste
vergoeding, indien de verplaatsing van den betrokken ambtenaar
gepaard ging met een verhooging der jaarwedde van meer dan
500.Deze beperkende bepaling is nu echter vervallen, met
terugwerkende kracht tot 1 Juni 1929.
De bovenbedoelde vergoeding van verplaatsingskosten wordt
alleen verleend bij verplaatsing in het belang van den dienst.
Met verplaatsing in het belang van den dienst wordt gelijk ge
steld verplaatsing op verzoek, wanneer de ambtenaar dienten
gevolge in hetzelfde dienstvak onder een hoogere schaal van
bezoldiging valt. De verplaatste heeft in dit geval echter geen
aanspraak op de vaste vergoeding van 5 °/o van de jaarwedde.
Hieruit volgt, dat in het algemeen bij verplaatsingen op ver
zoek geen vergoeding van verplaatsingskosten wordt verleend.
Valt echter een uitgesproken wensch om verplaatsing samen met
de eischen van den dienst, dan zal, indien de ambtenaar de ver
plaatsing alleen wenscht onder beding van vergoeding van ver
plaatsingskosten, deze vergoeding slechts worden verleend als de
ambtenaar door ijver en belangstelling in zijn dienst zich de
verplaatsing heeft waardig gemaakt.
Het begrip «verplaatsing op verzoek» is indertijd omschreven
in een resolutie van 15 Aug. 1924. Volgens deze resolutie moest
daaronder niet alleen worden verstaan verplaatsing na sollicitatie,
maar ook verplaatsing op een officieel of onderhandsch verzoek.
Als officieel of onderhandsch verzoek werd verder beschouwd het
uiten meer in het algemeen van den wensch tot overplaatsing,
b.v. in verband met onderwijs-inrichtingen, vervulling van gods
dienstplichten, enz.