41
seconden bedraagt, een bedrag ongeveer gelijk aan de middelbare
fout, die bij gewone landmeetkundige metingen bereikt kan
worden.
Gaat het niet om uiterste nauwkeurigheid dan behoeft dus bij
de nieuwe R D geen onderscheid tusschen beide bedoelde azimuths
te worden gemaakt.
Bij het werken in de driehoeksmeting van Krayenhoff en
de meetkundige Beschrijving zijn in de tabel verschillen tot 73'
geconstateerd en moge op andere plaatsen dergelijke verschillen
worden verwacht. Het is echter moeielijk zoo niet onmogelijk,
deze verschillen dan vast te stellen.
3. Betrekking tusschen geodetisch noorden en kaartnoorden.
De vraag naar het geodetisch noorden in een punt der kaart
is dezelfde als deze: welke hoek maakt het beeld van de geode
tische meridiaan van dit punt met de Y-as.
I. Voor de stereografische projectie is de oplossing reeds kant
en klaar aanwezig in de publicatie der Rijkscommissie voor
Graadmeting en Waterpassing: De stereografische kaartprojectie
in hare toepassing bij de RD. (Delft 1918.) Uit de figuur op
bl. 15 van die publicatie blijkt, dat de hoek, die het beeld van
den meridiaan door T' maakt met de Y-as gelijk is aan p, waar
voor op bl. 19 de formule wordt gevonden:
p [12] X -f [13] X Y -f [14] X Y2+ [15] X3-f
[i6]XY3 [i7]X3Y
waarin (zie bl. 28)
log [12] 8.6185476 10
log [13] 2.03747 —10
log [14] 5.38931 —20
lo§' [35] 4-91239 n 20
log [36] 8.749 —30
log [37] 8.749 n —30
In: staten van waarnemingen en uitkomsten, (Delft 1929), zijn
voor de hoofd- en tusschenpunten van het driehoeksnet de waarde
p opgenomen.
De grootheid p kan tot een belangrijk bedrag opklimmen,
b.v. Finsterwolde: i° 21' 49."o40
Aardenburg -|- i° 31' 21."054
Daar de stereografische kaartprojectie een conforme is, ondergaan