55
Dat dit noodzakelijk is, moge blijken uit het feit, dat men thans
bij voorkeur het archief van de hypotheekkantoren tracht te ver
rijken met borderellen als doorslagen met de schrijfmachine ver
vaardigd; deze doorslagen bezitten geen voldoende houdbaarheid
en de hypotheekbewaarders zullen in het belang van het archief
dit exemplaar van het in duplo ingeleverde borderel, in afwijking
van te kennen gegeven wenschen, aan het publiek kunnen te
ruggeven, hetgeen dan ook door sommige bewaarders, m. i. te
recht, geschiedt.
Ten slotte wijst schr. nog op art. 1232 van het Ned.-Ind. B.W.,
dat het toezicht over de hypotheekbewaarders opdraagt aan de
Raden van Justitie onder oppertoezicht van het Hooggerechts
hof. Ook deze regeling acht schr. aan te bevelen boven de
in Nederland geldende bepalingen hierover, welke gedeeltelijk in
het K. B. van 1 Augustus 1828 te vinden zijn. Dat de be
palingen van ons burgerlijk recht op dit stuk herziening be
hoeven, is reeds uiteengezet door de Staatscommissie 1887 tot
herziening van het Tweede Boek B.W. In art. 456 van haar
ontwerp is bepaald, dat het houden der openbare registers van
onroerende zaken voor elk kantoor is opgedragen aan een door
den Koning benoemden bewaarder, die, wat betreft de nakoming
der verplichtingen, hem bij dezen Titel, n.l. handelende over de
openbare registers van onroerende zaken, opgelegd, onderworpen
is aan het toezicht van den Minister van Justitie. In de Toe
lichting merkt genoemde Commissie dienaangaande op; «Dat een
ambtenaar, wiens tekortkomingen zulke ingrijpende civielrechte
lijke gevolgen kunnen hebben, met betrekking tot het ambt,
waarvan de waarneming tot die mogelijkheid aanleiding geeft,
behoort te zijn onderworpen aan het toezicht van den Minister
van Justitie, ligt in den aard der zaak. Dit belet natuurlijk niet,
dat voor zoover hij tevens belast is met het invorderen van
rechten van overschrijving en aanteekening, hij onder de con
trole van het ministerie van Financiën kan staan. En het belet
evenmin, dat de bewaarder ook bewaarder van het kadaster
blijft en in die betrekking onder laatstgemeld departement behoort.»
Tengevolge van de aandacht, die de oplossing van het vraag
stuk van de fusie der belastingdiensten voor zich opeischt, is de
urgentie van eene regeling als door de Staatscommissie 1887 is
voorgesteld o. i. de laatste jaren sterk toegenomen.