Ik ontveins mij niet, dat de taak van den landmeter-arbiter
gemakkelijk zal zijn integendeel. Onwïlligen zullen door hem
niet tot medewerking kunnen worden gedwongen; deze taak is
voor den rechter weggelegd.
Maar naarmate de rechter grooter waarde zal blijken te hechten
aan het deskundig" oordeel van den landmeter, zal diens gezag
in de gevallen, waarin de hulp van rechterlijke instanties nog
niet is ingeroepen, belangrijk toenemen.
Ik stel me dan den gang van zaken aldus voor: Komt eene
aanvrage tot grensaanwijzing in, dan onderzoekt de landmeter
eerst of voldoende cijfermateriaal voorhanden is. Is dit het geval,
dan heeft de afdoening der aanvrage het gewone verloop. De
uren van het vooronderzoek worden op de gewone [wijze in
rekening gebracht.
Blijkt geen, of onvoldoende veldwerk aanwezig te zijn, dan
ontvangen partijen eene (gedrukte) met redenen omkleede mede-
deeling, dat aan het verzoek geen gevolg kan worden gegeven,
maar dat de landmeter desgewenscht zijne bemiddeling zal kunnen
geven, om te trachten tot eene bevredigende oplossing te komen.
De kosten van het vooronderzoek, dat den aanvrager niets heeft
opgeleverd, behooren hier niet in rekening te worden gebracht.
Zelfs zou ik zoover willen gaan en hiermede kom ik op het
bezwaar sub i° terug om de bemiddeling geheel kosteloos te
doen zijn. Van derving van Kadastraal recht kan niet worden
gesproken, omdat het Kadaster nu geen vaststaande gegevens
verstrekt. Daartegenover is er het groote voordeel, dat van grenzen,
die tot dusver technisch dubieus waren, stellige gegevens worden
verzameld onder volle medewerking van partijen.En dit is wel
een klein offer van de schatkist waard.
Is de overeenstemming bereikt, dan worde de vastgestelde
grens opgemeten alsof het een nieuwe grens betrof en, zoonoodig,
opnieuw gekaarteerd, echter zonder vernummering.
De terreinstoestand en de kaart zijn nu in overeenstemming
gebracht met behoud van het «perceel», zoodat aan een juiste ka
dastrale omschrijving in de akte niets meer in den weg ligt, terwijl
de landmeter de voldoening heeft, door eigen capaciteit en, en zonder
capitulatie met factoren, die hij niet in de hand heeft, te hebben
medegewerkt aan het verkrijgen van een beteren toestand.
66