,86
wordt niet belast met de onzekerheid in de grootte van de con
stante, indien men aanneemt, dat deze op de beide standplaatsen
dezelfde waarde heeft. De helling speelt geen rol omdat die ten
gevolge van de instelling van de baak op de hoogte van de
tweede as in beide gevallen geheel dezelfde is. Heeft men nu in
mnog den invloed van onjuistheden in de opstelling van instru
ment en baak en ook van een eventueele verandering van de
constante, in m3 r= 1.06 cm zijn ook deze invloeden geheel ge
ëlimineerd. Pas van m3 kan men dus aannemen, dat die de
zuivere afleesfout in het gemiddelde van 5 strepen voorstelt. Dat
beteekent een middelbare afleesfout aan één streep van de D-baak
van 5 X 0,106 0,237 mm-
Het verschil tusschen m2 1.34 en m3 1.06 zal voor een
gedeelte moeten worden geschoven op de wijze van berekening,
doch ook voor een gedeelte op het feit, dat men voor m2 voor
elk der groepen een bepaalde constante heeft ingevoerd, die ook
niet volkomen juist is, terwijl ook verdeelingsfouten vermoedelijk
een rol spelen.
Dat de waarde van mj niet uit zuiver toevallige fouten is be
rekend, kan ten overvloede ook nog blijken uit het feit dat de
gemiddelde fout S in de enkele meting veel te klein wordt. Bij
de gevonden waarde van ^=0,76 zou een mj 0.95 behooren
in plaats van 1,45Ook het sterk overwegend aantal positieve
waarden van v wijst op het optreden van bepaalde systematische
fouten.
Een volkomen gelijk beeld vertoonen de metingen uit tabel 2,
die in Maart 1930 door denzelfden waarnemer met dezelfde baak,
doch met het onder 4 genoemde nieuwe instrument van De
Koningh uitgevoerd werden. Het resultaat is, dat alle middel
bare fouten grooter worden, dan met den Hildebrandtheodoliet
werden verkregen. De vergelijking spreekt duidelijk uit tabel 3.
Vermoedelijk zijn de bovengenoemde optische gebreken niet
vreemd aan dit resultaat.
In tabel 4 is eindelijk nog een vijfde waarde (m5) voor de
middelbare fout berekend, die een inzicht geeft in de aflees-
nauwkeurigheid van den waarnemer. Op een aantal zijden bij
de metingen te Velsen zijn 2 tusschenpunten geplaatst op een
onderlingen afstand van ongeveer 1 meter. Deze afstand is met
een meetband nauwkeurig bepaald en in kolom 5 vermeld. Men