8g
oplegging op de vensterbank in het Geodesiegebouw geijkt door
vergelijking met een stalen bandje van 30 m uit de verzameling
van de Afd. Geodesie van de Techn. Hoogeschool, waarvan de
lengte zeer nauwkeurig bekend is. Zoowel het ijken als het meten
op het terrein geschiedt onder een spanning van 25 kg. De eind
punten worden tijdens de meting op de straat of op den kop van
speciaal daartoe ingeslagen piketten afgeschreven. Voor de tem
peratuur wordt een correctie aangebracht.
Met dit type van lengtemeting kan men zeer fraaie resultaten
verkrijgen. Indien men de hoogteverschillen der tusschenpiketten
door een grove waterpassing tot in cm bepaalt, kan men de
gemeten lengten gemakkelijk tot horizontale lengten reduceeren.
Uit meerdere tientallen km die op deze wijze heen en terug ge
meten waren, vond ik in 1921 bij den dienst der Twenthekanalen
een middelbare fout van 1,3 cm per 1000 meter, d.i. 1 op 77000.
Ten einde van de constante fouten een beeld te geven, vermeld
ik in tabel 5 de sluitfouten van enkele van de hoofdveelhoeken
TABEL 5.
Sluitfouten bij directe meting.
5
196
9
558
307
3
459
5
- 373
254
8
"03
452
0-045
5
635
69
4
542
74
7
593
van het aldus in Velsen gemeten net van vaste punten. De eerste
vier trekken hiervan leveren samen een knooppuntsvereffening
op en hebben als uitgangspunt elk een Snelliuspunt, gelegen op
de hoeken van het fabrieksterrein. De vergrooting door de kaart
projectie is bij deze sluitfouten in rekening gebracht. Uit deze
cijfers blijkt duidelijk, dat de metingen met den betreffenden
stalen band geen aanwijsbare constante fouten opleveren.
Aantal
[1 sin <f>~\
[1 cos
totale trekcorrectie
zijden
in meters
A x
A y
312
O.OO9
O.029
-f- O.OIÓ
-f- O.OI9
108
-j- 0.02 I
-j- O.O18
0.02 I
0.002
O.OO9
O.O74
O.074
O.OI4
O.O4I
147
O.O38
0.047