83
De teekens van en K2 bepalen het kwadrant, waarin de
K K
richtingshoek gelegen is. De factor a
sin A cos A
Het teeken van de correctie hangt af van de richting van de
projectie op bovenbedoelde lijn. Stel, dat deze lijn getrokken
wordt door het veelhoekspunt V Pn.
De eerste term van het tweede lid van de vergelijking voor
rj— blijkt evenredig te zijn met de lengte van de loodlijn uit
P
V Pt op bedoelde lijn door V Pn neergelaten. Deze vergelijking
zegt dus dat:
De correcties aan de hoeken bestaan uit twee gedeelten, waar
van het eerste evenredig is met den afstand van het veelhoekspunt,
waar de hoek gemeten is, tot een lijn door V Pn met een rich
tingshoek gelijk aan A en het tweede deel een voor iedere correctie
gelijke waarde heeft.
Deze lijn door V P„, getrokken met een richtingshoek gelijk
aan A, speelt dus een groote rol bij de vereffening en kan dus
worden genoemd as van vereffening.
Bij de bepaling van de correcties aan zijden en hoeken met
behulp van de as van vereffening, dient te worden uitgemaakt
aan welke richting van de projectie der zijden op de as van