97 bewegen; d is bevestigd op de schijf e. Op deze laatste is in het centrum een verticale spiegel zoodanig aangebracht, dat zijn vlak loodrecht staat op de stift. Het bovenste deel ervan is on- gefoelied, terwijl over het midden een verticale streep is getrokken. Het is duidelijk, dat door deze inrichting eene verandering van den hoek tusschen de beenen a steeds voor de halve hoek- waarde gevolgd wordt door den spiegel en, daar de stift even wijdig is aan de bissectrix van den hoek tusschen a en tevens aan den normaal op het spiegelvlak, volgt daaruit, dat in alle standen van het instrument een lichtbundel, die langs het eene been a invallende, den spiegel treft, in de richting van het andere been zal worden teruggekaatst. Door de viziertjes g en de spiegelstreep is het mogelijk om uit dezen bundel den lichtstraal af te zonderen, die de gevraagde zijdelingsche richting doorloopt. In A wordt dan het oog ge troffen door de teruggekaatste van DC. Wordt daarbij door draaiing en zoo noodig parallelle verschuiving de vizierlijn AC gebracht in de meetlijn A B, dan wordt de projectie van D C op den spiegel in A gezien, samenvallend met die van A B en zullen de beenen a den gevraagden hoek insluiten. Dooreen klemschroef kan nu c op d worden vastgeklemd, en daardoor het geheele instrument worden gefixeerd. Het eene been a kan nu op het veldwerk langs de meetlijn worden gelegd en langs het andere been de hoek L worden uitgezet. Langs de binnen zijde der achterwaarts-verlengde beenen kan dit ongehinderd geschieden. Verandering van den hoek of vergissingen zijn daarbij uitgesloten. Doordat het instrument symmetrisch is, kan het naar weers zijden worden gebezigd, zoodat nimmer de te bepalen hoek 90°

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1931 | | pagina 123