125 Een perceel bouwterrein werd in 1900, naar aanleiding van een stichting gesplitst in de perceelen 100 t/m 106. Veldwerk en hulpkaart geven zeer duidelijk aan, dat het de bedoeling is, dat de scheidingen achter de huizen zullen loopen in het verlengde van de tusschenmuren. In 1920 gingen alle perceelen over in handen van één nieuwen eigenaar (bij openbare veiling), welke eigenaar in 1922 de perceelen afzonderlijk verkocht aan A t/m G. Alle akten werden opgemaakt door notaris X. In 1930 werd 106 verkocht aan H. (notaris Y.). Eind 1930 vraagt D. grensbepaling en nu blijkt, dat alle achter scheidingen loopen volgens Verschillende eigenaren hebben de terreinstoestand nooit anders gekend. E. zette op «z'n» perceel een timmermanswerkplaats, welke na grensbepaling grootendeels op n° 103 bleek te staan. H. kocht het perceel van G. in de volle overtuiging een flinken tuin bij z'n huis te hebben en uitweg naar het achtergelegen pad. Alle perceelen zijn bezwaard. Indien in 1922 notaris X. een bezoek aan het terrein had gebracht, teneinde zich te overtuigen of de toestand van 1922 nog correspondeerde met dien van 1900, zouden de afwijkingen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1931 | | pagina 155