merkwaardig staaltje van wetgeving of van wetsinterpretatie. Dit laatste standpunt wordt bijv. aan de Technische Hoogeschool op de colleges «Staatsrecht» verdedigd door Prof. Dr. J. H. Valckenier Kips, die ontkent, dat ergens iets anders zou zijn voorgeschreven dan de «aanduiding» der kadastrale perceelen met sectie en nummer, terwijl het woord «grondkaart» d.i. kadastrale kaart in den loop der tijden in dit verband uit de Woningwet is verdwenen. Het komt mij voor, dat het inder daad voor een College van Gedep. Staten zeer bezwaarlijk moet zijn, een uitbreidingsplan af te keuren, dat vervat is in een nauwkeurige, door de Gemeentedienst opgemeten terreinkaart op een schaal van bijv. i iooo, op welke de kadastrale perceelen met zorg zijn aangeduid. Immers, is deze kaart iets anders dan de verkleinde copie van het terrein dat ook het experimenteer- veld van den kadasterlandmeter is, die zijn grenzen op het ter rein moet uitbakenen? Ook op een goede kaart kan men deze bezigheid verrichten! Dat de practijk zich in ons land anders ontwikkeld heeft, is echter wel te verklauen en ook misschien nog niet zoo slecht. De verklaring is m.i., dat men, op een enkele fraaie uitzondering na, in de steden nooit beschikte over een goeden landmeet kundigen dienst (G. L. D.). Dit komt weer, omdat men in de technische kringen het landmeten altijd als een zeer onderge schikt hulpmiddel heeft beschouwd. Dat is niet zoo onjuist, doch erger is, dat men meestal de kennis miste om te weten, hoe men dat hulpmiddel op de beste wijze kon gebruiken en ook, dat men onvoldoende landmeetkundige kennis had om de opgaven tot een goede oplossing te brengen. Daarom was men ge deeltelijk gelukkig met de bestaande kadastrale kaarten, terwijl men anderzijds bij gebleken ontoereikendheid van deze laatsten toch ook niet tot werk kon geraken, dat bevredigend kon heeten. Uit een theoretisch oogpunt moge het juist zijn, dat de ka dastrale kaart niet de grondteekening van het uitbreidingsplan behoeft te zijn, toch sta ik op het standpunt, dat het zoo be hoorde te zijn, tenminsteindien deze kaart ook aan be paalde technische eischen kan voldoen. Is dat niet het geval, doch kan de Gemeente een betrouwbare terreinsituatie over leggen, dan behooren daarop door het Kadaster de perceelen te worden geteekend. 158

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1931 | | pagina 192