tijdschr. van het Kon. Aardr. Genootschap de onmogelijkheid van
zulk een onderneming bepleit op grond van de kosten, die ik
toen op ongeveer 100 millioen gulden heb geschat. Wie dan
berekent, dat zulk een uitgave na gemiddeld 15 jaar zich zelf
nog eens verteert, kan nagaan, welke enorme voordeelen tegenover
zulk een uitgave moeten staan, eer deze gerechtvaardigd kan zijn.
In de snel groeiende steden kan de zaak anders liggen. Daar
komen de belangen van de stad en van het Rijkskadaster samen
en zijn in meerdere gevallen tesamen voldoenda om de grootè
uitgave te rechtvaardigen. In enkele incidenteele gevallen heeft
dit gevolgen gehad. Maar een algemeene gedragslijn, die m. i.
zeer gewenscht zou zijn, ontbreekt nog altijd. De mogelijkheid,
hiertoe te geraken is nog steeds ongunstig te noemen. Toch
heeft mij al sinds meerdere jaren de wenschelijkheid van een
regeling voor oogen gestaan. Mijn pogingen met de Vereeniging
van Nederlandsche Gemeenten, in 1925 aangevangen, moeten in
dat licht gezien worden. De bedoeling was, van een centraal
punt uit, de Gemeentebesturen een apparaat ter beschikking te
stellen, dat noodig was om haar aandeel aan den arbeid te kunnen
leveren. Deze pogingen hebben gefaald, mede door omstandig
heden buiten de zaak zelf. Wel was het mij een groote vol
doening in het afgeloopen jaar bij de studie voor het opmaken
van een advies aan Publieke Werken te Amsterdam, inzake de aldaar
voorgenomen hermeting, te ontdekken, dat van kadastrale zijde een
regeling voor de samenwerking tusschen Gemeente en Kadaster
was voorgesteld, die geheel in dezelfde richting ging, alleen nog
iets verder. Op den aldaar voorgestelden grondslag zou een
groot werk tot stand kunnen komen op een gezonde manier.
Hetgeen thans in Amsterdam staat te gebeuren en op soort
gelijke wijze in Eindhoven gaande is, zal ongetwijfeld navolging
vinden. Meerdere gemeenten zullen bij het Rijk aankloppen.
Zwitserland heeft het aangedurfd, hier een grootsche regeling te
ontwerpen met een arbeidsprogramma en een kostenverdeeling.
In ons land is echter geen sprake van een algemeene hermeting,
ook al, omdat de bestaande toestand op kadastraal gebied niet
zoo slecht is als de Zwitsersche. Vergelijkingen met de Zwit-
sersche regeling zijn voor ons land bovendien uit den booze,
omdat daar al het werk door particuliere landmeters geschiedt.
Waar dit aldaar niet zoo is, n.l. in de groote steden, is de zorg
iói