bezwaar kan bestaan tegen het feit, dat het Kadaster te Amsterdam
en te Zuid- en Noord-Schermer verschillend is ingericht!
Zijn er veel dergelijke gevallen? Ik geloof het niet! Technisch
Nederland is op landmeetkundig gebied hopeloos achter en heeft
noch geleerd behoeften te ontwikkelen, noch zelf te organiseeren,
afgezien van enkele uitzonderingen. Zonder ook maar eenigerlei
onvriendelijkheid te bedoelen, houd ik toch staande, dat de mo
nopolistische strekking, die in het kadaster schuilt, hieraan wel
degelijk schuld heeft. Voor de beoefening van het vak als zoo
danig op een eenigszins wetenschappelijke wijze leek buiten het
Kadaster wel geen plaats. En toen de Minister van Financiën de
landmeetkundige studenten geen aanstelling meer bij het Kadaster
kon garandeeren, onstond er onder hen een paniekstemming. Ik
kan dat best begrijpen, ook al zit er m.i. eenige overdrijving in,
maar ik haal het slechts als voorbeeld aan, omdat het de situatie
zoo goed teekent. Komt dit de beoefening van ons vak ten goede?
Ik betwijfel het zeer en ik geloof, dat degenen, die de landmeters
opleiding in Wageningen in hun gedachten zoo vast koppelen
aan het Kadaster, aan ons vak geen dienst bewijzen.
Het Kadaster en de technische wereld staan geisoleerd ten
opzichte van elkaar. De wederzijdsche beinvloeding is door allerlei
omstandigheden en maatregelen vrij gering. Het werk van de
technici is meestal zoodanig, dat het voor den landmeter van het
Kadaster onbruikbaar is en de beoordeeling niet gunstiger maakt.
Van kadastrale zijde wordt weinig gedaan om de isolatie op te
heffen. Dit toch zou alleen kunnen geschieden door een levend
contact in den dagelijkschen arbeid. Want een perscampagne ter
toelichting van eigen moeilijkheden of voortreffelijkheden zal
hierin niet veel baten. Er gaat van het Kadaster als geheel te
weinig naar buiten uit, genomen in dien zin, dat van alle tech
nische kennis te weinig door de ruiten van zijn woning straalt.
Technici en landmeters gaan ook in het onderwijs gescheiden.
Nemen wij bijv. de Middelbaar Technische scholen. Zoowel van
personen, die bij mij in dienst kwamen, als van de studenten in
Delft, die een einddiploma M. T. S. bezaten, heb ik ongeveer de
methodiek van het landmeten kunnen leeren, zooals dat daar
gedoceerd wordt. En ik moet het helaas betreuren, dat deze jonge
menschen, die in de technische wereld het meeste practische
IÓ3