waardeerd. Dat de landmeters in Indië nog gedurende 19 maanden
een opleiding moet volgen om hen met de speciale eischen van
hun dienstvak op de hoogte te brengen is niets verwonderlijk.
Ook de landmeters voor Nederland ontvangen deze opleiding en
de studie in Wageningen is daarop geheel gebaseerd. Wanneer
men oordeelt, dat deze practische vorming in Wageningen moet
geschieden, dan zouden daarvoor wel oplossingen te vinden zijn.
De meening, dat dit zou kunnen geschieden enkel door wijziging
van het lesrooster en een herziening van het leerprogramma lijkt
wel wat zeer optimist.
Iedere poging om in de opleiding van de landmeters verbete
ringen aan te brengen valt toe te juichen, maar dat een dergelijke
poging gepaard moet gaan met de bovenstaande kwalificatie van
de gastvrijheid van het Nederlandsche Kadaster kan gevoegelijk
betwijfeld worden.
BESTUURSMEDEDEELING.
Onderstaand schrijven is bij het Bestuur ingekomen:
Arnhem, 25 September 1931.
Aan het Bestuur der Vereeniging voor
Kadaster en Landmeetkunde.
Ondergeteekenden, allen leden van de vereeniging voor Kadaster
en Landmeetkunde verzoeken u binnen den korsten tijd een
referendum uit te schrijven over de volgende motie:
«De vereeniging acht het noodig zich thans te verklaren voor
of tegen aanvaarding van het Instituut Hoofden van dienst. Zij
verklaart zich tegen genoemd Instituut en draagt het Bestuur
op met kracht te ageeren voor handhaving van districten.»
w. g. I. Boer Hzn.
C. A. Feteris.
W. Mooij.
A. Kruidhof.
D. de Groot.
B. A. v. d. Bosch.
F. J. Schram.
A. v. der Deure.
H. J. van Leusen.
H. J. Boddé.
D. Eefting.
A. Go vers.
J. F. Greve.
J. H. Pieters.
W. R. Smits.
A. W. B. de Bie.
A. Theil.
W. P. Stakman.
H. J. Klompe.
A. Tepper.
H. J. Brand.
H. Vermeulen.
L. Bakker.
i8o