is echter nog niet zoover, dat deze nauwkeurigheid bij het slijpen
kan worden bereikt. Daarom worden de beide prisma's in het
instrument iets ten opzichte van elkaar verdraaid gemonteerd,
zoodanig dat de vermenigvuldigconstante zoo nauwkeurig mogelijk
100 bedraagt en bovendien een inrichting aangebracht, om deze
constante te kunnen corrigeeren. Deze correctiemogelijkheid
bestaat uit een zeer zwak prismatisch glas, dat voor de beide
'draaibare prisma's wordt geplaatst en tevens dienst doet als af
sluiting van het onderste gedeelte van den kijker. In zijn nor
malen stand geeft dit prisma geen zijdelingsche afwijking van
den lichtstraal, wel een zeer geringe verticale, die echter geen
invloed op de constante heeft. Draait men dit prisma echter (de
grootte der draaiing is af te lezen op een kleine schaalverdeeling)
dan zal, afhankelijk van de richting waarin gedraaid wordt, de
constante grooter of kleiner worden. Deze inrichting maakt het
dus bijv. mogelijk, om de vermenigvuldigconstante zoodanig af
te stellen, dat automatisch in den afgelezen afstand de vergrooting
voor de kaartprojectie al in rekening is gebracht, hetgeen de
coördinatenrekening vergemakkelijkt.
Teneinde de nauwkeurigheid van den tachymeter eens na te
gaan werd in een opgehoogd terrein, bestemd voor stadsuitbreiding
een vierhoek ABCD uitgezet. Het snijpunt I der diagonalen
werd met den theodoliet ingericht, en kan daarom als foutloos
worden aangenomen. In dezen vierhoek werden nu de acht
afstanden gemeten, eens met een meetband van 100 M., eens
met den tachymeter, waarbij de gevonden fout van 2 cm in de
optelconstante, in rekening werd gebracht. Zelfs de langste zijde
AB werd in één slag gemeten. De aflezing was op dezen grooten
afstand nog zeer goed mogelijk, wat wel hieruit blijkt, dat van
de drie waarnemers er twee een afstand vonden van 175-5 5
derde van 175.53. Ik moet echter toegeven, dat het weer op
den dag der meting voor de indirecte afstandsmeting wel haast
ideaal was te noemen. Doch ook bij gunstig weer behoort het
maken van zulke lange slagen bij de dradenafstandsmeting toch
wel tot de onmogelijkheden.
Volgens de methode der kleinste kwadraten werd, èn voor
directie èn voor indirecte meting de vierhoek, waarin drie over
tollige gegevens zijn, vereffend. Voor deindirect gemeten zijden
hield ik mijn eigen waarnemingen aan, dus niet het gemiddelde
196