D. Alge?neen werkprogramma.
Ter uitvoering van het boven aangehaalde art. 38 B. W. heeft
de Bondsraad bij besluit van 13 Nov. 1923 een algemeen plan
voor de grondboekmetingen vastgesteld. Dit is samengesteld uit
een 25-tal (eén voor elk der kantons) afzonderlijke programma's,
welke eén geheel vormen als zijnde opgebouwd naar dezelfde
beginselen en in onderling verband.
In dat plan zijn aangegeven
a. de omvang der gebieden en de stand der meetwerkzaam-
heden daarin,
b. de te bezigen opnemingsmethoden en de schalen der te
vervaardigen kaarten,
e. de vermoedelijke kosten der driehoeksmeting, der detail
meting en der bijhoudingswerkzaamheden,
d. de duur der werkzaamheden.
Ad a en b. In aanmerking nemende de groote verscheidenheid
welke er is in den aard der terreinen, in de parcelleering en in
de grondprijzen, ligt het voor de hand, dat de metingen voor de
verschillende gebieden niet volgens dezelfde methoden moeten
geschieden en ook niet aan dezelfde eischen van nauwkeurigheid
behoeven te voldoen. Dientengevolge is er dan ook een indeeling
gemaakt in 3 groepen; op elk van deze slaat een eigen instructie.
Instructiegebied I omvat de streken met zeer hooge grond
prijzen, dat zijn uitsluitend de groote steden (0.3 van het op
te meten gebied)aldaar worden hooge normen voor de nauw
keurigheid gesteld.
In Instructiegebied II, waar normale eischen voor de nauw
keurigheid gelden, vallen de streken met middelmatige grond
prijzen, kleinere steden, dorpen en gecultiveerd land. De volgens
instructie II te meten oppervlakte beslaat ongeveer éen derde
van het totale gebied.
Tot Instructiegebied III, dat ongeveer twee derde van de op
te meten oppervlakte beslaat, behooren alpen, bosschen, berg
dorpen, minderwaardig cultuurland, enz. De eischen welke hier
worden gesteld voor de nauwkeurigheid van het meet- en kaarteer-
werk zijn iets minder hoog dan voor het vorige gebied.
Niet in kaart gebracht worden meren grooter dan 10 ha, de
uitgebreide complexen in het hooggebergte welke niets opbrengen,
42