6o A en tg <V cot Tl x5 - ys Wij willen thans een meetkundige toelichting geven. Zooals bekend, kunnen de richtingscoëfficiënten ai en b, van een punt A, t. o. v. een punt P opgevat worden als coördinaten van een punt, dat wij Aj' willen noemen. Algebraïsch, wordt het verband tusschen de coördinaten van Ax en Ax' gelegd door deformities voor ax en bj a, P COS (pj b p S1" (rt xi2 -j- yi2; x, en yi zijn ri i"i de coördinaten van Ai op een stelsel met P als oorsprong). Noemen wij de afstand van A' tot P:rj' en de richting van P naar A' 0dan is: tg ((pi 90°) A/ is dus af te leiden uit Ai door een inversie met macht p met centrum P en een draaiing over 90° om P. Hebben wij met meerdere punten A te maken, zoo zal de figuur gevormd door de punten A' niet ver anderen door de draaiing om P. Wij laten daarom de draaiing verder weg. Zij nu in nevenstaande figuur A5 het 5e punt, waarvan in het vraagstuk sprake was; A5' is het punt door in versie met macht p uit A5 ontstaan (PA5 =/j:PA5'). De coördinaten van A5' zijn, omdat de draaiing over 90° vervalt: p sin 1p5 Fig. I. f5 P COS 05 D b5 a5. Het punt Z4' heeft tot coördinaten: (b2 t>2 b3 J— b4) en (at j— a.2 -j— a.3 -j- ai) Dit - punt is het zwaartepunt van de punten A/, A2', A3' en A4' met coördinaten: b], ax; b2, a2; b3, a3; b4, a4. Men kan dus de ligging van Z4' construeeren door eerst van de gegeven punten Ax, A2, A3 en A4 de inverse punten te bepalen en daarna van deze punten het zwaartepunt te bepalen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1931 | | pagina 80