en verdedigd op zakelijke en economische gronden. Als gevolg
van deze bespreking is onderstaand adres verzonden:
Aan
Zijne Excellentie den Minister van Financiën,
's- Gravenhage.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, het bestuur der
Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde,
dat het op 7 November 1930 aan Uwe Excellentie een request
heeft toegezonden aangaande reorganisatie van den kadastralen
dienst,
dat het op 29 December 1930 in de gelegenheid werd gesteld
om dit request mondeling aan Uwe Excellentie toe te lichten,
dat voordien echter reeds vanwege Uw departement was bepaald,
dat als proef eene reorganisatie van den kadastralen dienst aan
het kantoor Maastricht zou worden ingevoerd met ingang van
1 Januari 1931, welke proef afwijkt van de voorstellen door ons
bestuur ingediend,
dat het bestuur ter audiëntie op 22 December 1930 Uwe Excel
lentie gewezen heeft op de verschillen tusschen de proefneming
en onze voorstellen,
dat het bestuur daarbij als zijne meening naar voren heeft
gebracht, dat de voorstellen van onze vereeniging economischer
en doeltreffender zouden zijn om van den kadastralen dienst het
hoogste rendement te verkrijgen, vooral door den districtsland
meter verantwoordelijk te maken voor de juistheid en hoedanigheid
van zijn werk en van dat van den hem toegevoegden teekenaar,
dat het bestuur verder van meening is, dat de vanwege het
departement als proef te benoemen «landmeters hoofden van
dienst» juist door hunne verificatiearbeid voor een groot deel
landmeetkundig onproductief zullen zijn,
dat het bestuur daarom Uw Excellentie ter audiëntie verzocht
om naast de proefneming te Maastricht een proef te willen nemen
met de voorstellen van onze vereeniging aan het kantoor Arnhem,
welk kantoor speciaal is genoemd, omdat dan beide proefnemingen
door denzelfden Ingenieur-Verificateur konden worden beoordeeld,
dat een zoodanige proefneming geen kosten meebrengt,
dat het bestuur op aanraden van Uwe Excellentie dat verzoek
om eene proefneming te Arnhem hierbij herhaalt,
7i