De middelbare fouten in deze metingen zijn: ma, mb, m0. Bewijs
dat voor de middelbare fout in het oppervlak van dezen
driehoek geldt:
M02 R2 (cos2 A ma2 -j- cos2 B mi,2 cos2 C mc2)
Hierin stellen voor:
R de straal van den omgeschreven cirkel,
A, B en C de hoeken van den driehoek ABC.
Indien men aanneemt, dat:
ma mb mc m,
wordt:
M02 R2 m2 (cos2 A -f- cos2 B -f- cos2 C).
In deze uitdrukking bepaalt R de grootte van den driehoek,
terwijl de som tusschen de haakjes met den vorm van den
driehoek samenhangt. Men vraagt nu voor welken vorm van
den driehoek M0 minimum wordt, indien men R constant houdt.
Oplossingen worden ingewacht bij den redacteur voor 10
September a.s.; men wordt dringend verzocht het papier slechts
aan één kant te beschrijven.
BESTU URSMEDEDEELINGEN.
's-Gravenhage 4 Juni
Almelo
Aan de Staatscommissie tot Reorganisatie
■van het Middelbaar Technisch Onderwijs
te s-Gravenhage
Het Bestuur der Vereeniging voor Kadaster en Landmeet
kunde neemt beleefd de vrijheid, de aandacht van Uwe Commissie
te vestigen op een onderdeel van het Middelbaar Technisch
Onderwijs en wel op het leervak: Landmeten en Waterpassen.
Naar onze meening laat het onderwijs aan de Middelbaar
Technische Scholen, wat dit onderdeel betreft, veel te wenschen,
en wij staan hierin niet alleen. Het zij ons vergund, U te mogen
wijzen op de Rede, door den heer Prof. Ir. W. Schermerhorn
124