Daar is trouwens veel voor te zeggen. Ieder Nederlandsch arbeider is tegenwoordig in het bezit van een fiets, deze behoort tot zijn normale arbeidsuitrusting die hij gebruikt om naar en van zijn werk te komen. Voor de Kadaster arbeiders hier een speciale regeling te handhaven is overbodig. Bovendien.... hoe moet die vergoeding bepaald worden? Art. 19 gaf als maatstaf aan «de plaatselijke rijwielhuur per dag». Ons is niet bekend dat er nog ergens rij wielverhuurinrichtingen bestaan. De toegekende vergoeding berust dus thans op een vrij wille keurige maatstaf. Zij wordt ook door den arbeider niet als zoodanig begrepen maar opgevat en door hem berekend als een deel van zijn loon. Waar het niet meer uitbetalen van rijwielhuur tot onbillijkheid zou voeren is het logisch het dagloon met dat bedrag van die z.g. rijwielhuur of met een deel daarvan te vermeerderen. Een tweede onderwerp dat wij even willen bezien is de kwestie van het uitbetalen voor z.g. feestdagen (2e Kerstdag, 2e Paaschdag, 2e Pinksterdag). Moeilijk is de beantwoording van deze vraag niet. Artikel 12 d van het K. B. 1931 verwijst zooals gezegd naar de bestaande loonregeling. Deze loonregeling is vervat in de Resolutie van 1919. Wanneer nu voor zoo'n feestdag uitbetaald kon worden, zou dit zeker te vinden zijn in de loonregeling van den arbeider groep II. In artikel 5 wordt echter het gegarandeerde dagloon hem alleen en uitsluitend toegekend voor den werkdag. Waar de meest bevoorrechte arbeider het voorrecht zelfs van gegarandeerd loon op zoo'n feestdag mist, kan zeker niet vol dagloon uitbetaald worden aan arbeiders van groep III of IV. Bijzondere moeilijkheid wordt evenmin veroorzaakt door het vervallen van de oude verlof-regeling. Waar thans alle contractarbeiders aanspraak kunnen doen gelden op vacantieverlof was dit recht in art. 21 van de Resolutie 1919 alleen toegekend aan die van groep II. Hoeveel dagen vacantie-verlof zij thans kunnen genieten wordt omschreven in art. 22 en 23 van het K. B. 1931. Zoolang geen nadere voorschriften daaromtrent gegeven zijn (zie art. 22 lid 2) zal met behulp van de maatstaf van artikel 23 de duur van dit verlof berekend kunnen worden. 142

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 142