144
niet gesteld. Onafhankelijk daarvan wordt imperatief voorgescheven
dat en hoeveel buitengewoon verlof in de genoemde gevallen
verleend moet worden.
Tot slot zullen wij nog de rechten van den arbeider bij ziekte
nader beschouwen en stuiten op een moeilijkheid.
Onafhankelijk van den duur van het dienstverband worden
ook hier, evenals bij buitengewoon verlof, aan den arbeider
rechten toegekend, die niet zijn overgelaten aan eenig inzicht
van de autoriteit die namens den werkgever (het Rijk) optreedt.
Bij de regeling van het vacantieverlof hebben wij aangetoond dat
onder werkelijke dienst begrepen moet worden «dienstverband»,
Hoewel bij buitengewoon verlof en ziekte deze uitdrukking
niet wordt gebruikt zal het toch ook hier onafwijsbaar zijn dat
des arbeiders rechten verband houden met het in dienstverband
zijn en niet afhankelijk zijn van het feit of hij al of niet dienst
verricht op het moment dat aanspraak op buitengewoon verlof of
uit ziekte ontstaat.
Door de Min. Missive d.d. 16 April 1926, Afd. Kadaster n°. 53
werd getracht de consequenties van het in dienst verband zijn te
ontkomen door in het arbeidscontracht op te nemen de bepaling:
«De overeenkomst is van toepassing op de dagen door den
landmeter van het kadaster, onder wie de werknemer arbeid
verricht, vast te stellen».
Zooals gezegd is deze bepaling door het K.B. van 1931 krachteloos
geworden en de herleving daarvan is zonder meer niet mogelijk.
Veronderstel dat thans een arbeidscontract werd aangegaan dat
na eenige dagen expireert omdat de landmeter dan vaststelt, dat
het beëindigd is (de meetdagen zijn om), dan zou na weer een
paar dagen, wanneer het meten weder begint, opnieuw een over
eenkomst gemaakt moeten worden etc. etc.
Het zou dan zijn een contract telkens «voor een bepaalden tijd»
aangegaan.
Niemand zal dit echter kunnen verdedigen.
Het is dan ook een overeenkomst «voor onbepaalden tijd»
(zie art. 9 K.B 1931evenals reeds de Missive van 1926 bepaalde.
Maar wanneer het een overeenkomst is «voor onbepaalden tijd»,
dan is het niet mogelijk de toepasselijkheid daarvan uit te sluiten,
noch door een krachteloos geworden missive en noch minder door
de eenzijdige wilsverklaring van een der partijen.