14
de Rechtbank, het eigendomsrecht van de andere partij aan
nemende, daarbij te groote waarde heeft toegekend aan kadastrale
gegevens.
Het Hof overweegt nu:
«O. dat de Rechtbank aan kadastrale gegevens bewijs heeft
ontleend, niet in dezen zin, dat zij ervan uitgaat, dat de op
kadastrale kaarten aangegeven grenzen in het algemeen de juiste
zijn, maar wèl omdat zij heeft aangenomen, dat het feit, dat
blijkens de bij het Kadaster berustende stukken, geen wijzigingen
naar aanleiding van reclames zijn ingebracht, zulks, in verband
met de plaatselijke toestanden, de zorgvuldigheid van den betrok
ken landmeter en de bij een hermeting in acht genomen wordende
gebruiken en voorschriften, een vermoeden inhoudt, dat de kaart
de grens weergeeft, overeenkomstig de opvatting der toenmalige
eigenaren.»
Dit vermoeden acht het Hof, met de Rechtbank tot het bewijs
versterkt o. a. «door het feit. dat de muren, die de steeg begrenzen
steeds dezelfde zijn gebleven overeenkomstig de kadastrale kaarten
sinds 1830».
Tenslotte willen we nog wijzen op de onzen lezers reeds bekende
uitspraak van het Hof te 's Gravenhage van 17 Februari 1930,
W. 12203, (Dit Tijdschrift 1931 blz. 175).
Er stond een heg niet op de kadastrale grens, deze was door
een der partijen omgehakt en vervangen door een hek op de
kadastrale grens. De rechtbank wees het aangeboden getuigen-
bewijs af, dat de heg al meer dan dertig jaren ter plaatse had
gestaan, omdat die partij niet had betwist dat de heg niet op de
scheiding der erven doch op het erf van de andere partij stond.
Het Hof oordeelde anders en liet het getuigenbewijs toe, nadat
in hooger beroep die partij had volgehouden, dat het kadaster
foutief was en zij, zoo niet krachtens koop en levering, dan toch
krachtens verjaring eigenares was van den grond tot halverwege
de heg aan hare zijde.
Uit verschillende tijdperken konden we in het voorgaande
uitspraken citeeren waarin op de een of andere wijze eene
beslissing gegeven werd, die in verband stond met een kadastrale
grens.