En nu zien we, dat partijen menigmaal een beroep doen op
hunne aankomsttitels en deze in het geding overleggen.
In dit geval worden deze door den rechter onderzocht en als
dan blijkt, dat daarin het gekochte alleen of in hoofdzaak wordt
aangeduid met zijn kadastrale kenmerken, dan is het toe te
juichen, dat dan daaruit de conclusie wordt getrokken, dat dan
ook de kadastrale grens den omvang van ieders eigendom aan
geeft (W. 1552, 4034, 8600, 11454, 11699, N. J. 1915).
Men kan het feit waarnemen, dat de transportacten steeds
meer vereenvoudigd worden ten aanzien van de aanduiding van
het vaste goed, dat steeds meer clausules als: «huis en erf ka
dastraal bekend enz.» opgang maken.
Hieruit zouden we de, naar onze meening niet te gewaagde,
gevolgtrekking willen maken, dat in grensgeschillen het Kadaster
voor de beslissing steeds meer aan beteekenis zal winnen, door
de uit de acten afgeleide veronderstelling, de partijen zich bij
hunne overeenkomsten onderwierpen aan het Kadaster.
Van het Kadaster afwijkende beslissingen zullen dan gegrond
worden op het inroepen van verjaring, op het zich niet beroepen
op de titels of het niet overleggen daarvan, op een nadere clausule
in de acte (b.v. «voetstoots in den staat waarin het zich bevindt),
zooals we hierboven in enkele gevallen zagen.
Komt het honderdjarige, in oorsprong fiscale, Kadaster, naar
onze meening zeer behoorlijk te voorschijn uit deze eeuw van
rechtstrijd, zoo moeten we toch een woord van medelijden uiten
met den gedupeerden eigenaar, die meende een flink stuk grond
te koopen, die de voorgeschreven wegen bewandelde om het
gekochte volgens ons recht geleverd te krijgen, zelfs de dure
hulp van een notaris hiervoor, inriep en dan moet ervaren dat
uit datzelfde recht een uitspraak kan voortvloeien, die hem van
een grooter of kleiner stuk van zijn bezit berooft.
Dit is waarlijk onbevredigend en we mogen ons hier niet laten
leiden door de overweging dat de schuld alleen bij partijen,
notaris en advocaat te zoeken is.
Want de inrichting van ons Kadaster is mede schuld aan zulke
onbillijke uitspraken door het laten voortbestaan op de plans van
tallooze perceelgrenzen, die geen grenzen van zakelijk recht zijn.
De meeste grensgeschillen betreffen vroegere cultuurgrenzen,
die zonder nader onderzoek tot rechtsgrenzen werden verheven
i6