F (AB) bereikt een extreme waarde, indien F r 2 cos A sin A -4- 2 cos C sin C o S A 1 F 2 cos B sin B -j- 2 cos C sin C o of: sin 2 A -f- sin 2 C o sin 2 B -f- sin 2 C o Aangezien A, B en C de hoeken van een driehoek zijn, volgt hieruit als eenig mogelijk stel waarden: A B C 6o° Een verder onderzoek wijst uit, dat de vorm: in de nabijheid van A B 6o° voor alle waarden van k en 1 positief is, waaruit volgt, dat de bereikte extreme waarde «minimum waarde* is. Dat hier een «minimum» optreedt, is ook als volgt in te zien: cos2 A -j- cos2 B -f- cos2 C 1 2 cos A cos B cos C Voor Ar:B 6o° is: F(AB) 3A. Binnen en in de onmiddelijke nabijheid van den omtrek van het gebied: G q g 's F(AB) of wel grooter, of wel kleiner, maar bijna gelijk aan de eenheid, dus steeds grooter dan 3A. Verder bestaat binnen G slechts één stel waarden voor A en B, JF JF zoodanig dat Ja rB~° 3/4 is dus de minimumwaarde. A. A. Alferink. Probleem N°. 9. Van een driehoek zijn gegeven de straal R van den omge schreven en de straal r van den ingeschreven cirkel. Men vraagt dezen driehoek te construeeren, indien verder gegeven is, dat het oppervlak een extreme waarde heeft. Oplossingen worden gaarne ingewacht bij den redacteur J. M. Tienstra vóór 15 De cember a.s. Men gelieve het papier slechts aan één zijde te beschrijven. i8g o ^F 1 2 ^F ^F.2 2 A2 2 JA5B ^B2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 189