i95
De heer Smit acht twee redacteuren voldoende, er zijn nooit meer ge
weest. Bovendien zal er nu een onderzoek inzake het Tijdschrift worden
ingesteld; het resultaat daarvan dient te worden afgewacht. Spr. stelt
daarom voor, de redactie voor het komende jaar uit twee leden te doen
bestaan.
De vergadering besluit echter tot benoeming van een derden redacteur.
Hiervoor worden gecandideerd de heeren: Greve, Haasbroek, Harkink,
J. H. Sanders en Schuurman.
De heer Schuurman trekt zich terug voor een candidaat meer in de
buurt van Wageningen.
De heer van Riessen beveelt de candidatuur-Harkink aan, in velband
met diens reorganisatieplannen.
Bij de eerste vrije stemming verkrijgen de heeren Greve 20, Haasbroek 5,
Harkink 31 en Sanders 19 stemmen, blanco 4, totaal 79 stemmen.
De heeren Haasbroek en Sanders trekken hun candidatuur in,
waarna bij tweede stemming de heer Harkink verkozen wordt met 45
stemmen, terwijl 30 stemmen waren uitgebracht op den heer Greve;
blanco 3, totaal 78 st.
De heer Harkink verklaart, de benoeming te aanvaarden.
Motie der afdeeling Groningen-Drenthe:
„De vergadering spreekt als haar meening uit, dat het niet wenschelijk
is, artikelen, als geplaatst in het Tijdschrift van 1 April 1932, bladz. 81,
van de hand van niet-leden der vereeniging, in het orgaan op te nemen."
De heer Mr. Jonas licht deze motie toe en acht het niet moreel ver
antwoord, dat niet-leden artikelen, waarin de vereeniging aangevallen
wordt op een wijze als thans is geschied, in het Tijdschrift opgenomen
krijgen. Spr. staat niet op het standpunt, dat kritiek geweigerd moet worden.
Verschillende meeningen over bepaalde kwesties moeten in het orgaan
geuit kunnen worden. Maar de wijze, waarop hier kritiek op de vereeniging
wordt uitgeoefend, stuit ons tegen de borst. De schrijver van het artikel
kan alleen verbetering van hetgeen z.i. in de vereeniging verkeerd is,
verkrijgen, door lid te blijven en zijn meening op de vergadering naar
voren te brengen. Het heeft ons verbaasd, dat er geen onderschrift van
de redactie of van het Bestuur onder het artikel voorkwam. Spr. acht
het onorganisatorisch en verkeerd, dat dit artikel zonder eenig commen
taar geplaatst is.
De Voorzitter zegt, dat het Bestuur pas uit het Tijdschrift kennis kreeg
van het bewuste artikel, het was ons niet vóór de plaatsing toegezonden.
Het Bestuur kon er dus geen onderschrift onder plaatsen. Later heeft
het Bestuur besloten, niet op het schrijven te reageeren. De schrijver van
het stuk had niet als lid der vereeniging moeten bedanken doch zijn
kritiek op de vergadering moeten uiten.