196
De heer Tienstra is het als redacteur natuurlijk niet altijd eens met
alle artikelen, die in het Tijdschrift worden opgenomen. Het Tijdschrift
is echter naar zijn meening de spreekbuis der leden. De schrijver van
het bewuste artikel heeft weliswaar bedankt als lid, maar is toch een der
onzen en behoort bij de leden thuis. Spr. acht het van belang, dat de
schrijver datgene, wat hij meende te moeten zeggen, heeft kunnen uiten.
Zijn artikel is zeer gemakkelijk te bestrijden en te weerleggen, maar het
is misschien het beste, het te negeeren.
De Voorzitter vraagt, of de afdeeling Groningen-Drenthe er prijs op stelt,
dat over de motie wordt gestemd.
De heer Mr. Jonas zegt, dat het meer de bedoeling der afdeeling was,
ertegen op te komen, dat collega's bedanken als lid der vereeniging en
dan gelegenheid krijgen in het Tijdschrift hun hart te luchten.
De heer Tienstra acht het verkeerd, dat de redactie, door een onder
schrift te plaatsen onder artikelen, waarmee ze het niet eens is, hieraan
de beteekenis tracht te ontnemen.
De heer Allema zou er prijs op stellen, dat de vergadering de motie
verwerpt. Spr. acht de handelwijze van den redacteur volkomen juist.
De heer Hornix zou het beter hebben gevonden, dat de redacteur
het stuk vóór de plaatsing aan het Bestuur had toegezonden, dan had
het Bestuur een onderschrift onder het artikel kunnen schrijven.
De heer Mr. Jonas deelt hierop mee, dat de afdeeling de motie intrekt.
f. Voorstel van het Bestuur:
De vergadering verklaart zich accoord met de conclusiën, door het
Bestuur getrokken uit den uitslag van het Referendum inzake het Instituut-
Hoofden van dienst en met de nader uitgewerkte voorstellen van K. en L.
(Zie Tijdschrift 1932, afl. 2, pag. 91 t/m 95).
Een gelijkluidend voorstel werd gedaan door de afd. Arnhem.
De Afd. Breda stelt voor:
a. De vergadering verklaart zich voor de Bestuursvoorstellen van K. en
L. inzake organisatie van den kadastralen dienst, doch tegen eventueele
instelling van het ambt van „kantoorchef".
b. Regeling verlof, nazien maandwerk, toezicht op de werkuren van
het aan hen toegevoegd personeel (teekenaars en veldassistenten) moet
behooren tot de taak van den districtslandmeter.
De Voorzitter zegt, dat over het Instituut-Hoofden van dienst op de
vorige algemeene vergadering uitvoerige besprekingen zijn gehouden.
Daarna hebben we in het Tijdschrift nog een serie artikelen hierover
kunnen lezen. De uitspraak van de stemming bij het Referendum is be
kend; het Bestuur heeft daaruit zijn conclusiën getrokken en vraagt thans,
of de vergadering zich daarmee kan vereenigen.