200 nen worden benoemd. Spr. beveelt daarom nogmaals instelling eener Commissie aan. De heer O. J. Jonas zegt, dat het Bestuur van meening was, dat deze zaak door de besprekingen van het vorig jaar en door de artikelen in het Tijdschrift wel zoodanig van alle zijden beschouwd was, dat thans een stemming over het bestuursvoorstel wel dadelijk had kunnen plaats hebben. Het Bestuur wil thans niet een nieuw debat openen over allerlei bijkomstigheden, maar spr. wenscht in groote lijnen deze kwestie nog eens even uit te stippelen. Het Kadaster verkeert momenteel in een overgangstijdperk. Over een 25-tal jaren zal de inrichting van ons dienstvak er vermoedelijk anders uitzien dan op het oogenblik. Spr. herinnert er aan, dat voor enkele jaren de voorstellen van K. en L. door de algemeene vergadering zijn aan genomen, welke voorstellen een organisatie ontwierpen met het district als grondslag en den districtslandmeter als de verantwoordelijke persoon daarin. Tijdens onze actie voor deze voorstellen kwamen de bekende wijzigingen in de organisatie. Het Kadaster werd geheel ingevoegd in het belastingdienstvak, er werden proeven ingesteld met hoofden van dienst en met veldassistenten. De consequenties van een en ander zijn nog niet te overzien. Spr. wijst ook op de stagnatie in de opleiding, waardoor er minder landmeters zullen komen. Het Bestuur heeft na den uitslag van het referendum, in het thans in bespreking zijnde artikel in het Tijdschrift, uiteengezet, dat de voorstellen van K. en L. zich zeer goed aanpassen aan de nieuwe organisatie van ons dienstvak. Daarbij zijn de beide grondpijlers van die voorstellen: de ver antwoordelijkheid van den districtslandmeter voor eigen werk en de regeling van den dienst in zijn district voorop blijven staan. Spr. betoogt, dat de door het Bestuur verdedigde organisatie verre te verkiezen is boven het systeem met hoofden van dienst. Onze voorstellen kunnen in de toekomst voeren tot een organisatie met een geringer aantal districtshoofden, maar verhinderen, dat in de overgangsperiode een groot aantal landmeters de dupe worden. Voor het verhoogen der arbeids prestatie, indien deze te bereiken zou zijn, is het niet noodig hoofden van dienst in te voeren. De leiding der I. V.'s moet zoodanig zijn, dat de arbeidsprestatie der ambtenaren zoo groot mogelijk is. Wij vragen ver antwoordelijkheid en zelfstandigheid voor den landmeter, maar dat be- teekent allerminst: vrijheid of losbandigheid! Het Bestuur vraagt dus van de vergadering steun voor de bestuursvoorstellen. Deze passen voor het heden en voor de toekomst. Spr. wil tenslotte nog iets zeggen over de kantoorchefs. Onder goede leiding en toezicht van de I. V.'s acht het Bestuur instelling van het ambt van kantoorchef niet noodig. Indien echter het Departement toezicht

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 200