203 Deze voordracht is elders in dit Tijdschrift opgenomen. De V oorzitter dankt den heer Dogterom voor zijn causerie, die ons zeer heeft getroffen en waardoor wij een beter inzicht hebben gekregen in zijn werk aldaar. Hij onderschrijft de opwekking, door den heer Dogterom gesproken tot die jongelui, die in ons land geen werk kunnen vinden. h. Bespreking van: Werkzaamheden en recruteering van veld- assistenten. De heer Hof houdt de volgende inleiding: Het onderwerp, dat ik het genoegen heb in te leiden, luidt: werkzaamheden en recruteering van veldassistenten. Een zeer voornaam hoofdstuk van een verhandeling over dit onderwerp zou moeten zijn: brengt de instelling van veldassistenten bezuiniging? Daar dit vraagpunt door de motie der afdeëling GroningenDrente straks ter sprake zal komen, zal ik bij mijn inleiding hierop niet ingaan. Ik zal mij dus bepalen tot de technische zijde van het vraagstuk. Het onderwerp werkzaamheden en recruteering van veldassistenten is aan gegeven door het bestuur bij zijn verzoek aan collega Smit en mijn persoon of een van beiden dit onderwerp op deze vergadering zou willen inleiden. Daar Smit en ik beiden evenzeer verlangend waren aan de uitnoodiging van het bestuur gevolg te geven, hebben we het lot laten beslissen. Bij de werkzaamheden, die de landmeter te velde verricht, komen ontegen zeggelijk vele opnemingen voor, die gedaan zouden kunnen worden door hulp krachten, die een minder breede opleiding hebben genoten. Dit op zich zelf behoeft echter nog niet te leiden tot de instelling van veldassistenten. Bij elke categorie van hoogere ambtenaren komt het voor, dat een deel van hun werkzaamheden wel zou kunnen worden verricht door ambtenaren van mindere ontwikkeling. De vraag is maar hoevele van die werkzaamheden door lager personeel kunnen worden verricht en of die werkzaamheden zoo ge groepeerd kunnen worden, dat daarin een economische dagtaak voor den minder bezoldigden ambtenaar is gelegen. Dit is het vraagpunt bij de opnemingen te velde, waarover de meeningen kunnen verschillen. De aard en de moeilijkheden van de opnemingen te velde zijn zeer verschillend. En de moeilijkheden zijn veelal te voren niet te bepalen. Bij opnemingen van eenvoudige controleursposten, kan het terrein moeilijkheden opleveren, waardoor de meting nog niet zoo eenvoudig is. Dit is U allen bekend. Daarom kunnen wij direct constateeren: zal een veldassistent reden van bestaan hebben, dan zal hij de als regel voorkomende moeilijkheden, die het terrein brengt, moeten kunnen oplossen. De assistent moet dus meer kennen dan het aflezen op de meetband, het uit- bakenen van lijnen, het nemen van loodlijnen en verlengden. Hij moet inzicht hebben in de inrichting van de meting. Hij moet zoo kunnen meten, dat de meting gekaarteerd kan worden, dat de nieuwe grenzen behoorlijk vastliggen, dat de grootte van nieuwe perceelen uit de meetgetallen of door kaarteering op groote schaal kan worden bepaald en dat er een behoorlijke controle op de meetgetallen is en zulks ook in minder gunstig terrein. In bizondere gevallen, waarbij de moeilijkheden abnormaal groot zijn, dient de landmeter zelf de meting te ver richten of tenminste aan te geven hoe de meting moet worden ingericht. We krijgen nu de vraag te beantwoorden bij welke veldwerkzaamheden kan

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 203