2o6 uitvoeren en om de moeilijkheden, die zich bij vele metingen door bijzondere terreinstoestanden voordoen, op de meest practische wijze te overwinnen. Hij moet inzicht krijgen ook in het inrichten van meer ingewikkelde metingen. Ik kom thans tot het tweede gedeelte van mijn onderwerp: Recruteering. Wie moeten worden opgeleid2 Om behoorlijk inzicht in de inrichting van een meting te kunnen krijgen, is een zekere wiskundige kennis noodzakelijk. Gewoon lager onderwijs is niet voldoende. Meetarbeiders kunnen niet worden opgeleid. De opleiding is een vrij langdurige. Bij de proef met de opleiding van de heeren Valk en Pieterson is gebleken, dat een 150-tal meetdagen noodig waren, alvorens zij voldoende inzicht en routine hadden om binnen een behoorlijken tijd een eenvoudige meting goed te kunnen verrichten. Deze 150 meetdagen hebben zij gemaakt in ongeveer elf maanden. Natuurlijk zullen zij beter en vlugger leeren meten na enkele jaren practijk. Om de vruchten van deze opleiding niet verloren te doen gaan is m.i. een vast verband tusschen den veldassistent en den Staat noodig. Een veldassistent opleiden op arbeidscontract geeft aanleiding er toe, dat de veldassistent na de opleiding een betere en vastere positie zoekt bij een gemeentebestuur of een particuliere maatschappij, die dan profiteert van de vruchten van de kadastrale opleiding. Dus geen opleiding van jeugdige opzichters met een tijdelijk dienst verband van hun 23e tot hun 28e jaar, zooals Mr. J.Best voorstelt in zijn artikel in ons tijdschrift (1932, 3e aflevering). Zeer gewenscht is ook, dat de candidaat- veldassistent reeds op de hoogte is van de inrichting van het Kadaster. Hierdoor kan de opleiding zeer vereenvoudigd worden. Door al deze overwegingen komen we tot de slotsom, dat voor de opleiding alleen in aanmerking kunnen komen de teekenaars van het kadaster. De teekenaar met eenige jaren practijk, is op de hoogte van het afwerken van de meting stukken, weet door ervaring waarvoor de meting dient, heeft veel veldwerken onder de oogen gehad en, wat van belang is voor het maken van duidelijke veldaanteekeningen op het terrein, hij kan als regel keurige cijfers zetten. Voor de opleiding moeten alleen in aanmerking komen die manlijke teekenaars, die een wiskundekennis hebben als vereischt voor het eindexamen 3-j. H. B. S. of M.U.L.O. B. en die blijkens rapporten van den I. V. en den landmeter ver antwoordelijkheidsgevoel en toewijding bezitten, benevens geschiktheid om met publiek en personeel om te gaan. Zij dienen minstens 5 dienstjaren te hebben en in den regel niet ouder dan 30 jaar te zijn. De veldassistent dient werkzaam te zijn onder de directe leiding van den land meter, aan wien hij ambtelijk ondergeschikt behoort te zijn. Bij werkzaamstelling bij den gewonen districtsdienst, dient het district niet te omvangrijk te zijn, zoodat de landmeter, hoofd van het district, steeds op de hoogte kan zijn van hetgeen in zijn district geschiedt, en hijzelf ook geregeld veldwerkzaamheden verricht. Steden en andere gemeenten, waar vele metingen voorkomen op een betrekkelijk kleine oppervlakte, zijn meer aangewezen voor een veldassistent dan plattelands gemeenten, omdat de landmeter daar economischer leiding kan geven en controle uitoefenen. Mijnheer de Voorzitter, ik zal hiermede eindigen. Uit mijn betoog moge ge bleken zijn, dat er naar mijn overtuiging bij den kadastralen velddienst plaats is voor veldassistenten en dat het Kadaster door de instelling van veldassistenten zal winnen, mits deze onder directe leiding van den landmeter werkzaam zijn, aan wien zij ook ambtelijk ondergeschikt moeten worden gesteld. De toekomst

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 206