tuiging geteekend en nog is hij van meening, dat een orga
nisatie met Hoofden van dienst niet in 's lands belang is.
Wel heb ik uw brief met hem besproken en is hij het in
hoofdzaak met u oneens.
Vooreerst zal ik u verklaren waarom ik het referendum noodig
oordeel. Op de agenda van de Rotterdamsche vergadering was
door het bestuur geplaatst: Bespreking van het instituut Hoofden
van Dienst. De vergadering spreke zich uit vóór of tegen aan
vaarding van dit instituut.»
Ieder aanwezig lid is op die vergadering ruimschoots in de
gelegenheid gesteld om zijn meening naar voren te brengen of
te debatteeren. Pas toen het onderwerp doodgepraat was, is de
Heer de Korver gekomen met het voorstel tot uitstel, alleen op
grond dat er nu toch niet zoo'n gloeiende haast was bij het
nemen van een beslissing, daar de reorganisatieplannen bij het
kadaster al zooveel jaren in de lucht hangen. Het aannemen
van dat voorstel heb ik betreurd, daar het onderwerp wel goed
doordacht was door de leden en omdat heelemaal niet bekend
was wanneer uitbreiding aan het instituut zou worden gegeven,
indien de proef in de oogen der regeering was geslaagd.
De negatieve uitspraak te Rotterdam had positieve gevolgen
kunnen hebben in de richting' «Hoofden van dienst». Onze
vereeniging is er juist om in dergelijke gevallen van haar ziens
wijze te doen blijken. Als zij dat niet doet, geeft ze blijk van
haar overbodigheid.
De behandeling in Rotterdam droeg ook niet het karakter
van een voorloopige bespreking zooals u wilt laten voorkomen.
Was dit wel het geval, dan zou immers niet op de agenda ge
plaatst zijn, dat het bestuur een uitspraak wenschte.
Reeds vroeger was het onderwerp besproken op een afdeelings-
raad in Utrecht, waarvan het gevolg is geweest, dat de voor
zitter van K. en L. ontslag heeft genomen. Het bestuur had
ons bij schrijven van 15 Juli 1931 uitvoerige mededeelingen
gedaan over de conferentie in 't Zuiden des lands gehouden.
In de af deelingen zijn deze besproken vóór de alg. vergadering,
evenals de Arnhemsche circulaire. Verder is er de laatste jaren
heel wat tijd besteed aan het zoeken naar den juisten organisatie
vorm voor ons dienstvak, hetgeen tot gevolg heeft, dat de leden
gemakkelijker hun houding kunnen bepalen ook ten aanzien van
20