215
samengesteld kadaster. Dit wordt bevestigend beantwoord met eenige
tegenstemmers van de 70 aanwezigen.
In 1900 viert de Notarieele vereeniging haar 25-jarig bestaan en
noodigt o.a. G. W. Gombault uit om te praeadviseeren over het kadaster.
Op deze feestvergadering van het Notariaat zijn 53 Kadaster-ambtenaren,
7 Bewaarders, 6 notarissen, 11 candidaat-notarissen en 1 advocaat aan
wezig en wordt het vraagpunt, of er bij vernieuwing een bewijskrachtig
kadaster met proces-verbaal van grensregeling of met wettelijk vermoeden
(beide behoudens tegenbewijs) moet komen, bevestigend beantwoord, met
de 53 Kadastermenschen plus 5 notarissen en 9 cand.-notarissen als voor
stemmers (69 voor, 9 tegen).
Dat men buiten de kadaster-ambtenaren erg warm voor deze zaak
voelt, kan men dus moeilijk volhouden. En welk een genialen en on-
vermoeiden strijder had K. en L, toen in den heer Boer, hoe wist die
steeds weer het vuur brandende te houden door zijn voortdurende ge
schriften, met het resultaat dat dan eindelijk de Staatscommissie 1906
het bekende wetsontwerp samenstelde, hoewel in den boezem der com
missie tenslotte ook geen eensgezindheid heerschte.
Daarna volgt de Hermeting-Dieren, in 1918 het verslag der Commissie-
Herwijnen, nog eenige besprekingen over Dieren in de vergaderingen van
K. en L. en sindsdien niets meer. Zelfs de medewerking van een man als
wijlen Minister Treub heeft het wetsontwerp niet in het Staatsblad
kunnen brengen.
En nu zou een actie van het Bestuur een grooter succes moeten
behalen? Is er echter onder onze leden ter zake een eensgezindheid als
in de eerste plaats geeischt moet worden om met een dergelijke actie te
beginnen? Ik waag dit te betwijfelen.
In 1917 is in de verschillende afdeelingen het rapport der Staats
commissie-1906 besproken. Van één afdeeling lees ik in het Tijdschrift
dat weinig leden lust voelden om dit rapport te bestudeeren, van 3 andere
afdeelingen dat men spoedig de wet op de grensregeling tot wet hoopte
te zien verheven.
In 1918 wordt op de vergadering te Arnhem de zaak besproken na
inleidingen door de uitvoerders der hermeting-Dieren.
Wel spreken de inleiders en de Voorzitter de hoop uit, dat spoedig
de wet op de grensregeling tot stand kome, of de vergadering er evenzoo
over dacht, is niet uit een stemming gebleken.
Wat is er na 1918 ter zake door de Vereeniging gedaan? Ik heb in
ons Tijdschrift niet kunnen vinden dat er voortdurend op dat aanbeeld
gehamerd is of dat een commissie is benoemd om overal dit denkbeeld te
propageeren.
Om met succes een actie te beginnen zal onze vereeniging zich met