217
we er bij hebben gehad, als toen in hetzelfde tempo was doorgegaan met
hermeten!
Met collega Theil betreur ik, dat zooveel wat gedaan had kunnen
worden, steeds weer is uitgesteld, omdat er een mentaliteit ging heerschen,
dat in het bestaande kadaster niets goeds meer kon verricht worden.
In den strijd voor de bewijskracht van het Kadaster is het bestaande
bovendien op een buitengewone wijze beklad, er is in de zoo juist ge
schetste periode een unfair gebruik gemaakt van de fouten, die het
Kadaster aankleven. Geen mensch zal die gebreken willen wegdoezelen,
maar ze kunnen worden opgeheven, zonder wetswijziging en een voor
grondeigenaren bevredigende toestand kan worden geschapen.
Dat we op dien weg tot verbetering reeds een heel eind hadden
kunnen opschieten staat voor mij vast. Het is een groot nadeel van de
vroegere actie geweest, dat bereikbare resultaten nu niet verkregen zijn
omdat men wilde alles of niets.
Moeten we nu weer in datzelfde drijven vervallen of het roer om
gooien en onze kracht beproeven op het verkrijgen van een Kadaster,
technisch goed in orde; hermeten met aanwijs (voor zoover noodig) en
bulletineering, opmeten van nieuwe acte-grenzen met aanwijs na uit-
noodiging van partijen, streven naar het leggen van verband tusschen alle
metingen, zoodat kaart-verbetering vanzelf verkregen wordt waar het
noodig is, het geven van goede grootten en dan aan den rechter overlaten
het waardeeren van onze grensgegevens in de luttele grensprocedures,
die er komen?
Meer en meer leunt het notariaat op onze gegevens alleen, zooals
Boer al zegt in Tijdschrift 1916. Waarom? Omdat men meer vertrouwen
in het Kadaster krijgt, omdat men weet, dat daar menschen de op-
metingen verrichten, die een goede opleiding hebben genoten op hun
speciale gebied en ook een behoorlijk inzicht hebben in de juridische
kwesties die met de grenzen samenhangen. Zoo denkt, naar mijn
ervaringen, ook de advocatuur en de rechterlijke macht er over.
Daar vind ik tevens wat we noodig hebben om een dam op te werpen
tegen de invloedssfeer der veldassistenten. Slechts aan het werk der
volledig bevoegde ambtenaren zal men dit vertrouwen kunnen schenken
en zoo zullen wij bij die groepen zoo noodig steun tegen de veldassisten
ten vinden.
Spr. wil eindigen met een citaat, dat zijn ideeën het meest nabij komt,
uit het Prae-advies-Moll van de Juristenvereeniging 1893.
,,Het Kadaster stelle vast, wat de grenzen zijn van dat deel der
aardoppervlakte waaraan het een nummer heeft gegeven en zorge dat
het te allen tijde op het terrein die grenzen weer kan uitzetten."
Als we hieraan vastknoopen, dat bij hermetingen zoo noodig de