2 I 8 grenzen van eigendomsperceelen op aanwijs der eigenaren worden op genomen, dat later bulletins worden gezonden; als wij bij de andere metingen van nieuwe grenzen de voorschriften omtrent oproepen van partijen voor aanwijs streng opvolgen, en voortdurend streven naar nauwkeurige vastleggingen, dan kan ons Kadaster bij zijn 2e eeuwfeest een instelling zijn, die technisch goed in orde is en die voor allen die er mee in aanraking komen, bevredigend werkt, omdat we dan hebben een goede kaart, goede grootten en goede gegevens van de grenzen der perceelen. Laat ons afzien van een hernieuwde actie voor de wet op de grens regeling. Zij zal, om succes bij de belanghebbenden te krijgen, moeten werken met een overdreven somber beeld van den tegenwoordigen toe stand, die inmiddels naar mijn ervaring meer te wijten is aan de licht- verplaatsbare cultuurgrenzen, welke nog perceelgrens zijn, en zij zal ongezocht weer de kapstok zijn, waar vele bereikbare verbeteringen aan worden opgehangen. Spr. zou tot slot willen voorstellen om een kleine commissie te be noemen, die, uitgaande van de praemisse, dat de Wet op de grensrege ling er niet komt, een onderzoek instelt, hoe naast ons districtenstelsel, de hand op stelselmatige wijze aan den ploeg geslagen kan worden om die verbeteringen aan te brengen, die noodig zijn. De heer Smit zegt, dat er een kentering is gekomen in onze ver- eeniging; tien jaar geleden zou de heer Jonas zijn rede niet hebben ge houden. Er is gezegd, dat invoering der Wet het Kadaster niet duurder zou maken. Spr. betoogt, dat indien de Wet er zou zijn, en we eenmaal met hermeten op dezen grondslag zouden zijn begonnen, we er mee zouden moeten doorgaan. Het geheele land zou moeten worden hermeten, hetgeen ontzettend veel zou kosten; de wet zal ons een stelsel op af betaling brengen. Spr. begrijpt niet, dat de afd. Arnhem zelf in het laatste jaar niet meer propaganda gemaakt heeft. Het 100-jarig bestaan van het Kadaster zou een geschikte aanleiding daarvoor zijn geweest. De strijders voor een bewijskrachtig kadaster hebben op de puin- hoopen van het oude een nieuw willen opbouwen, maar we zullen nimmer een bewijskrachtig kadaster krijgen. We moeten er naar streven, het bestaande kadaster te verbeteren, zooals door den heer Jonas werd uiteengezet. De heer Har kink stelt voor, de rede van den heer Jonas in zijn geheel in de notulen op te nemen, hetgeen wordt aangenomen. De Voorzitter zet het standpunt van het bestuur uiteen en zegt, dat na de opdracht van de vorige vergadering het Bestuur een conferentie heeft gehad met den heer Van der Deure. Deze was van meening, dat

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 218