222 is immers om in de wet te verklaren, dat het veldwerk identiek is met het proces-verbaal en zijn plaats geheel inneemt zoodra de grensteekens zijn verdwenen. Volgens Mr. Jonas zou het een bezwaar opleveren, dat men in ver schillende streken van ons land een kadaster zou verkrijgen op verschil lenden grondslag. Dit is heelemaal niet erg. Het kadaster in de ver schillende streken van het land loopt thans al zoozeer uiteen, de eene plaats is zooveel beter gekadastreerd dan de andere, dat het heelemaal geen aanleiding tot verwarring behoeft te geven, dat er ook nog grens- overeenkomsten volgens de wet worden gesloten. Ongeveer hetzelfde tracht ik thans wel eens te bereiken met een acte van dading, waarin dan wordt verwezen naar het veldwerk van den landmeter, maar dit is natuurlijk veel duurder, omdat in dat geval ook kosten voor het opmaken, registreeren en overschrijven der akte gemaakt moeten worden. Er is verder beweerd, dat het verband tusschen eigendomsbewijs en kadaster al voldoende is, omdat in den titel van aankomst de perceelen volgens het kadaster zijn genoemd. In den regel is de omschrijving al zeer vaag en worden bij gelegenheid van het bezoek van den landmeter aan het terrein de grenzen pas juist vastgesteld en verzekerd. Eigenaardig doet het daarbij aan, dat de zeer vage en soms foutieve omschrijving van het object wel authentiek is, maar de zeer deugdelijke delimitatie en het duidelijke veldwerk van den landmeter nog slechts een vermoeden op levert ten aanzien van de ligging der grenzen. Ten slotte beroept Mr. Jonas zich op de autoriteit van notaris Mol om aan te toonen, dat de bestaande methode van werken in alle op zichten voldoende is. Daartegenover zou ik willen stellen de autoriteit van de leden der Staatscommissie 1906 (Treub, Boer, Molengraaff e.a.), die met klem hebben verklaard, dat er in het belang der grondeigenaren van Nederland moet komen een grensregelingswet, waarvan zij het ont werp hebben samengesteld. Niets is minder waar dan dat de afdeeling Arnhem het bestaande kadaster zou willen afkammen of verwaarloozen. Alles wat collega Theil daarover in zijn „beschouwing over de richting van het kadaster" heeft geschreven, kan zij onderschrijven; maar met de juiste bijhouding van het bestaande, meent zij niet te moeten staken de pogingen om te verkrijgen een wettelijken grondslag. Hierna wordt het voorstel van het Bestuur, om geen stemming te houden over het voorstel-Arnhem, aangenomen. k. Voorstel van het Bestuur; De vereeniging bedankt als lid van de Sectie-Duitschland der Inter nationale Vereeniging voor Photogrammetrie en wordt lid der nieuw opgerichte Nederlandsche Vereeniging voor Photogrammetrie. De Voorzitter licht dit voorstel toe; het Bestuur vindt het van-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 222