Hoofden van dienst. Dit zou zijn een verschuiv.ng van werk, die niet economisch is en niet noodzakelijk. Een organisatie, waarbij slechts aan de landmeters, die hoofd van een bureau zijn, dus aan een klein getal, een positie wordt gegeven in overeenstemming met opleiding, kennis en ervaring, deugt niet. Er is geen reden om een groot aantal landmeters direct ondergeschikt te maken aan een collega. Dit bevordert een animositeit, die niet bevorderlijk is voor den goeden gang van den dienst. Als er voor gezorgd wordt, dat de jonge land meter ongeveer 10 jaar blijft toegevoegd, dan is het ruim vol doende. Het advies om oppositie te voeren tegen de proef «Maastricht» is niet gegeven. Integendeel, er is getracht te redden wat er goeds aan is, en hiervoor de volle medewerking te verkrijgen van alle leden van K. en L. In ons ontwerp zijn de goede kanten van de bestaande orga nisatie, van de oude voorstellen van K. en L. en van de proef «Maastricht» overgenomen. Het minder goede in die systemen is weggelaten. De meeningen van de verschillende richtingen kunnen wel degelijk worden samengevat; een conclusie kan wel worden ge nomen en behoeft niet te worden uitgesteld. De rang van Hoofd van dienst behoeft niet te worden ingesteld. Districten kunnen er zijn met districtslandmeters en toegevoegde landmeters, in de steden meer gecentraliseerd en grooter, op 'het land meer afzonderlijk en kleiner. De bezetting kan bestaan uit i, 2 of 3 landmeters. Het nazien der stukken kan geschieden door een 2en landmeter, hetgeen geregeld wordt door den I. V. Het publiek en de ambtenaren zijn daarmede het meeste gebaat; de regeling kan spoedig worden ingevoerd, omdat ze zich direct aansluit bij de practijk en ieder ambtenaar blijft het meeste productief. Dat men met de opheffing van de naziening der stukken voor zichtig moet zijn blijkt b.v. ook uit de meening van den land meter, die aan een der grootste kantoren daarmede is belast. Die meening is, dat van ongeveer lh deel de naziening niet noodig is, van xh deel is het wel goed, maar van het resteerend derde deel is de naziening absoluut noodig. Met dat laatste 23

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 23