organisatie dus in Nov. 1931, 8 van de 13 landmeters overplaatsing aangevraagd hadden (terwijl de anderen door bijzondere redenen werden weerhouden). De landmeters voelen zich wat hun positie betreft sterk terug gesteld vergeleken bij vroeger, waardoor de ambitie voor hun werk zeer wordt gefnuikt. In de laatste aflevering van het tijdschrift staat dat het H. v. D. meer dan 50 besteed aan productieven arbeid, dus een percen tage gelegen tusschen 50 en 100. De landmeters te E. hebben dit met verbazing gelezen, aannemende dat onder productieve arbeid is bedoeld, landmeterswerk tijdens de kantooruren en veld- uren verricht. Een organisatie die fnuikend werkt zoowel op de ambitie als op de positie van den landmeter, moet verworpen worden. 14 Januari 1932. H. ARNOLD. Onze Motieven. Het verzoek om een referendum over het instituut „Hoofden van dienst'' is mede onderteekend door alle destijds te Zutphen aanwezige landmeters. Het kantoor Zutphen stelt er prijs op, nu daartoe de gelegenheid bestaat, unaniem zijn houding te motiveeren. Waar de bewijzen aanwezig zijn, dat het Departement niet alleen aandacht heeft voor de rapporten van haar officieële adviseurs, maar ook kennis neemt van de meenings-uitingen van K. en L., waar wij het instituut zuiver objectief willen beoordeelen: naar het ambt en niet naar de toevallige drager, naar de instructie en niet naar de subjectieve uitvoering, daar meenen wij, datdeVer- eeniging, als groep van bij uitstek deskundigen, niet hoeft en zelfs mag talmen met het doen van een uitspraak over een proef, die voor het Kadaster zulke ingrijpende gevolgen kan hebben. Vóór of tegen hoofden van dienst? De term „hoofd van dienst" is vaag, algemeen, en kan daar door gebruikt worden voor zeer verschillende begrippen. De titel „landmeter-hoofd van dienst", verkort tot „hoofd van dienst" heeft echter in ons midden een welomlijnde beteekenis ge kregen: de beteekenis, eraan verleend door de instructie, gegeven 48

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1932 | | pagina 48